34495 |
een zandbad nemen |
bakelen:
bākǝlǝ (L214p Wanssum)
|
Met de vleugels een zandbad nemen in de zonneschijn, gezegd van kippen. [N 19, 61b; A 28, 13a; A 28, 13b; Lu 6, 13a; Lu 6, 13b; monogr.]
I-12
|
17981 |
een ziekte onder de leden hebben |
een ziekte onder de leden hebben:
heej het en ziekt onder de leij (L214p Wanssum),
hej het en ziekte òònder de leeje (L214p Wanssum),
hej het ⁄n ziekt onder de leej (L214p Wanssum)
|
ziekte onder de leden hebben [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34542 |
eend |
eend:
ē̜nt (L214p Wanssum)
|
[JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 18; S 49; L 1a-m; NE II, 55; Vld.; L A1, 48; monogr.]
I-12
|
33414 |
eendenhok |
eendenkooi:
ɛ̄ ̝ndǝkø̜i̯ (L214p Wanssum)
|
Afgeschotte ruimte in de stal, doorgaans vlak bij de kippenkooi, waar men eenden houdt. [A 10, 9j]
I-6
|
32631 |
eenscharige ploeg, rondgaande ploeg, voetploeg, radploeg, karploeg |
brabander:
brǭbɛndǝr (L214p Wanssum),
omgaande ploeg:
ømgó̜ndǝ [ploeg] (L214p Wanssum)
|
In dit lemma zijn de benamingen bijeengebracht voor a) de oude, houten, later ook ijzeren voetploeg, die in plaats van een schaats soms een wieltje had; b) de oude houten, later ook wel ijzeren karploeg waarmee men ofwel naar één kant, dus "rond" moest ploegen ofwel heen en weer kon ploegen, omdat kouter en riester op een naar rechts resp. naar links om te ploegen voor konden worden ingesteld. De oude ploeg kon, zoals de voetploeg in K 315, 353, 359 en Q 27 en de houten karploeg in L 115, ook gewoon "de ploeg" genoemd worden, omdat hij ter plaatse destijds het enige of meest gebruikte type was. Voor zijn opvolger, en met name de wentelploeg, kwam dan meestal een bijzondere term in gebruik. [N 11, 30 + 32c + 32e; N 11A, 67 + 68 + 69 + 75e + 78 + 97 + 114; N J, 10 add.; JG 1a + 1b; N 12, 25 add.; N 27, 14 + 15 add.; A 27, 24 add.; A 33 add.; div.; monogr.]
I-1
|
19368 |
eenvoudige of armoedige woning |
keet:
kiət (L214p Wanssum)
|
keet, houten loods, slechte woning
III-2-1
|
19119 |
eer |
eer:
ieër (L214p Wanssum)
|
lof, aanzien, eer
III-1-4
|
17585 |
eerste baardharen |
melkbaard:
melkbaard (L214p Wanssum),
melkbaardje:
melkbardje (L214p Wanssum)
|
baardharen, eerste ~ [muggebeen, duivelshaar] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
32956 |
eerste hooioogst |
voorgras:
vørgras (L214p Wanssum)
|
Hier zijn opgenomen de benamingen van de eerste hooioogst die zijn opgegeven in tegenstelling tot die voor de tweede hooioogst; wanneer de opgave hetzelfde was als die voor hooi in het algemeen, is deze niet hier, maar bij het lemma ''hooi'' ondergebracht. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. [N 14, 128a]
I-3
|
19571 |
eetlepel |
paplepel:
paplēͅpəl (L214p Wanssum)
|
paplepel
III-2-1
|