33278 |
erwt, algemeen |
erwt:
ērt (L214p Wanssum),
ērt (L214p Wanssum)
|
erwt || Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24]
I-5, I-7
|
30353 |
espagnolette |
pomp:
pōmp (L214p Wanssum)
|
Toestel waarmee een draairaam gesloten kan worden. Het bestaat uit een vierkante of ronde staaf die in het midden als heugel is bewerkt en waarop het aan de kruk zittende rondsel werkt. Door het overhalen van de kruk bewegen de delen van de staaf zich naar elkaar toe. In gesloten toestand bevinden de uiteinden van de staaf van de espagnolette zich in aan de boven- en onderdorpel van het kozijn bevestigde ogen. [N 54, 95; monogr.]
II-9
|
20855 |
eten (ww.) |
eten:
éttə (L214p Wanssum)
|
eten [RND]
III-2-3
|
20719 |
etensresten |
kruimels:
Syst. WBD
krumels (L214p Wanssum),
orten:
ōͅtə (L214p Wanssum),
oͅrt (L214p Wanssum)
|
etensrest || etensresten || Etensresten, overschotjes (orte?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
32843 |
evenaar, tweespanszwenghout |
effelaar:
ęfǝlǝr (L214p Wanssum)
|
De balans of het dubbele zwenghout is het dwarse verbindingsstuk tussen een (zwaar) akkerwerktuig en de beide zwenghouten van een tweespan. Zie afb. 99. Bij de betrokken woordtypen hieronder is in (d)wars e.d. steeds de a als klinker aangehouden, ook al beantwoordt aan de dialectvarianten meestal een type met e (dwerg e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het ''...''-gedeelte van sommige varianten zij verwezen naar het lemma ''zwenghout''. De daar onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn in dit lemma door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 34b; N 11A, 104; N 13, 87 add.; N 17, 69b add.; div.; monogr.]
I-2
|
32978 |
evene |
evie:
ē̜vǝ (L214p Wanssum)
|
Avena strigosa Schreber. Schrale haver, lichte soort haver, waarvan de korrels niet zo groot worden als die van de Avena sativa L. (zie het lemma ''haver'', 1.2.5) en waarvan de teelt al in de vijftiger jaren in Limburg verdwenen was. In het eerste lid van de samenstelling ossehaver ligt het bijbegrip van iets van een mindere kwaliteit besloten; het staat dan ook tegenover paardehaver: de gewone haver. Zie voor de fonetische documentatie van het woord [haver] het lemma ''haver'' (1.2.5). Zie afbeelding 1, c. [JG 1a, 1b; L 35, 102; monogr.; add. uit A 2, 31]
I-4
|
20172 |
familie |
eigen:
eige (L214p Wanssum)
|
familie
III-2-2
|
22664 |
fanfare |
fanfare:
[Vgl. pag. 108: fanfare nl., z. fomfaar].
fomfaar (L214p Wanssum)
|
Fanfare.
III-3-2
|
22431 |
feest |
feest:
fieëst (L214p Wanssum)
|
Feest.
III-3-2
|
22432 |
feesten |
feesten:
fieëste (L214p Wanssum)
|
Feesten.
III-3-2
|