34440 |
herdershond |
herdershond:
hęrdǝrshǫnt (L214p Wanssum),
schepershond:
sxiǝpǝrshōnt (L214p Wanssum)
|
Hond van verschillend ras die door de herder wordt gebruikt ter bewaking van de schaapskudde. [N 7, 68; N 78, 21a; L 6, 30; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34438 |
herdersschopje |
schepersschup:
sxiǝpǝrsxøp (L214p Wanssum),
schepersschupje:
sxiǝpǝrssxøpkǝ (L214p Wanssum)
|
Schop, stok of staf waarmee de herder zand of steentjes naar de schapen werpt om ze in het gelid te houden. [N 18, 11; N 78, 10a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
24894 |
herfst, najaar |
herfst:
hergst (L214p Wanssum)
|
herfst, najaar
III-4-4
|
24877 |
herik |
herik:
hērk (L214p Wanssum),
hērek (L214p Wanssum),
-
herik (L214p Wanssum),
hering:
hęreŋ (L214p Wanssum),
-
herring (L214p Wanssum)
|
herik || herik (Sinapis arvensis) [DC 17 (1949)] || Sinapis arvensis L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland en in open bermen met goudgele bijeenstaande bloempjes en zaden in de vorm van zeer dunne opstaande boontjes. Het bloeit van mei tot september. De lengte varieert van 30 tot 80 cm. Het is ook bekend onder de oude naam krodde of wilde mosterd. Dit onkruid wordt vaak verward met knopherik (Raphanus raphanistrum L.), waar het sterk op lijkt. Knopherik komt meer voor op zandige akkers en bermen, terwijl de zaden groter zijn evenals de bloempjes, waarvan de kleur kan variëren van wit tot donkergeel en paars. Het bloeit van juli tot augustus en wordt 20 tot 60 cm hoog. Bij de opgaven wordt door een aantal informanten op dit verschil gewezen. Melm is droge akkergrond. Zie Goossens 1964; 1970 en 1988, 95-108. [N C, 2; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 17, 12; A 43, 12; monogr.]
I-5, III-4-3
|
34145 |
herkauwen |
nirken:
nirkǝ (L214p Wanssum)
|
Het eerst niet of nauwelijks gekauwde, in de voormaag gedeeltelijk verteerde voedsel opnieuw verwerken. Zie afbeelding 7. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 4, 13; L 14, 26; L 14, 88; L 20, 13; S 13; monogr.]
I-11
|
24458 |
hermelijn |
hermelijn:
hermelien (L214p Wanssum),
wezel:
wezel (L214p Wanssum)
|
hermelijn [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
24321 |
hert, ree |
ree:
rieë (L214p Wanssum)
|
ree
III-4-2
|
22120 |
het binnenkomen van de duif |
binnenvallen:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.
ze vêlt binne (L214p Wanssum)
|
Hoe zegt men: het binnenkomen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21948 |
het geluid dat de duif maakt bij de duivin in een hoekje te jagen (baltsverschijnsel) |
koerken:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.
koerke (L214p Wanssum)
|
Hoe benoemt men de volgende baltsverschijnselen van duiven: het geluid dat de duif daarbij maakt? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
32952 |
het hooi is binnen |
is binnen:
es˱ benǝ (L214p Wanssum)
|
Gevraagd werd naar de dialekt-weergave van de uitdrukking "Het hooi is binnen". In Q 100 vult de zegsman dan aan: "Het hooi is onder de pannen ... en den erme man is oet de sjuur." Het onderwerp van de gegeven uitdrukkingen is steeds: hooi. [N 14, 127]
I-3
|