e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wanssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sjees sjeesje: šēskǝ (Wanssum) Licht en hoog tweewielig rijtuigje voor twee personen met een verstelbare kap. Er is geen aparte bok voor de koetsier. De sjees was voor rijke boeren vaak het voertuig waarmee ze onder meer naar de kerk of naar de stad gingen. De sjees is het bekendste tweewielige rijtuig, vandaar dat de benaming "sjees" ook wel vermeld werd als naam voor het tweewielig rijtuig in het algemeen. [N 17, 5; N 101, 1, 3, 4, 8, 15; N G, 51; L 1a-m; L 36, 70; S 18, 30; monogr] I-13
sla, algemeen salade: slaai (Wanssum) I-7
slaan slaan: blònt ɛm blòuw gəslāgə (Wanssum), bōnt ɛm blòuw gəslāgə (Wanssum), slaon (Wanssum), sloj oow um ow ōōre (Wanssum), slòij ów ym ów urə (Wanssum) bont en blauw geslagen [RND] || ik sla je (met de potlepel) om je oren [DC 03 (1934)] || slaan [DC 02 (1932)] III-1-2
slaan met de zicht uithalen: ythālǝ (Wanssum) De slaande beweging maken met de zicht. Zeer vaak werd voor deze vraag dezelfde opgave gegeven als voor de algemene vraag "maaien met de zicht". Hier zijn alleen de opgaven opgenomen die niet identiek zijn met de vragen "inkappen" of algemeen "maaien met de zicht". Zie ook de toelichting bij het vorige lemma ''maaien met de zicht'' (4.2.1). [N 15, 16f; monogr.] I-4
slaapmuts slaapmuts: slāōpmuts (Wanssum) slaapmuts III-1-3
slachten slachten: slāxtǝ (Wanssum) Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.] II-1
slag slag: slag (Wanssum) Klap. Hij gaf me een klap op mijn schouders. [DC 17 (1949)] III-1-2
slagboom barrier: briǝr (Wanssum) Een toegangshek in de vorm van een enkele boom die om een paal draait, aangebracht in een omheining of op een dam in een sloot bijvoorbeeld. [A 25, 5b; L 19B, 6; monogr.] I-8
slaghout bij het beugelen slager: slèger (Wanssum) Slager, soort voorwerp gebruikt bij het beugelen (z. ald.), soort slaghout. III-3-2
slagschei schei: sxęi̯ (Wanssum) De verbindingsschei(en) waarop de neergeslagen bak van de slagkar rust. [N 17, 19; N G, 56d] I-13