e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wanssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wielband reep: re̜jp (Wanssum) De ijzeren hoepel die door de smid om de houten velg van een kar of wagen wordt gelegd. Zie ook afb. 209a. [N G, 46a; N 17, 67; A 42, 17; JG 1a; JG 1b; L 20, 20c; A 4, 20c; N 33, 8 add.; monogr.; Vld.; div.] II-11
wielewaal wielewaal: wielewaal (Wanssum) Hoe heet de wielewaal? [DC 06 (1938)] III-4-1
wijdbeens lopen wijd spoor maken: en wied spaor make (Wanssum) lopen: met de benen ver uiteen lopen [kooje, met een wijde kooi loope] [N 10 (1961)] III-1-2
wijn wijn: wīn (Wanssum), wĭĕn (Wanssum) wijn [RND] III-2-3
wijnstok, wingerd druif: drōēf (Wanssum), druivenwingerd: ook: droevevieger  drōēvieger (Wanssum) druif || wingerd I-7
wijsvinger wijsvinger: wiesvinger (Wanssum), wīēsvinger (Wanssum), wîêsfinger (Wanssum) wijsvinger [N 10 (1961)] III-1-1
wilde eend eend: èènd (Wanssum) eend III-4-1
wilde gans gans: gans (Wanssum) gans III-4-1
wilde koe wilde koe: weldǝ [koe] (Wanssum) Koe van onbekende of niet erkende afstamming. Bedoeld wordt een koe waarvan het ouderpaar niet bekend is of waarvan de afstamming niet is geregistreerd. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 3a; monogr.] I-11
wilde roos (hondsroos, enz.) heggenroos: heggeroeës (Wanssum) hageroos III-4-3