e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wanssum

Overzicht

Gevonden: 2613
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
draaihek haspel: hāspǝl (Wanssum), hekken: hɛkǝ (Wanssum) Een hek dat op scharnieren of haken draait aan de ingang van een wei, gemaakt van prikkeldraad of houten latten. [N 14, 68a; N M, 5; A 25, 5d; L B 19, 6; monogr.] I-8
dragen dragen: drage (Wanssum) dragen [DC 02 (1932)] III-1-2
drank drank: drāŋk (Wanssum), zatsel: zatsəl (Wanssum) drank || hoeveelheid drank om dronken te worden III-2-3
draven draven: drāvǝ (Wanssum) In draf gaan, een actieve twee-tempogang, waarbij een diagonaal benenpaar gelijkmatig wordt opgeheven en weer neergezet, bijv. eerst linkervoorbeen en rechterachterbeen, daarna beide andere benen, met daartussen een zweefmoment. Zie afbeelding 9. [JG 1b; N 8, 81b en 81d] I-9
drenzen blren: blère (Wanssum), grijnen: cf. Vd s.v. "grijnen"zie ook grienen  grene (Wanssum), pruilen: proelen (Wanssum), zaniken: zaneke (Wanssum) drenzen: de kinderen drenzen de hele dag [DC 16 (1948)] || drenzerig huilen || zeurig huilen III-1-4
driekleurig viooltje viool: vioeël (Wanssum) viooltje, bloem III-4-3
driepoot luie knecht: lø̜i̯ǝ knɛxt (Wanssum) Steun die onder de schoot van de kar gezet wordt en die gebruikt wordt bij het oogsten en eventueel bij het smeren van de as. Voor de woordtypes knecht, kracht, wip, krik en hun samenstellingen is er overlap met de benamingen voor de karwip (zie dat lemma in wld II.11), een hefboom die ook gebruikt wordt bij het smeren van de as. [N 17, 80; JG 1d] I-13
dries dries: dris (Wanssum) In onder andere de vragen N 14, 55 en L 19b, 3a is gevraagd naar de betekenis van dries. De antwoorden verschillen nogal van elkaar. De ene informant zegt dat dries een ø̄niet omheinde weiø̄ is, volgens de andere is dries een ø̄omheind stuk weilandø̄. De een noemt dries ø̄droge hoge weideø̄, de ander een ø̄laag stuk weilandø̄. Het kenmerk ø̄braakliggendø̄ scoort het hoogst. ø̄Met gras begroeidø̄ en ø̄onvruchtbareø̄ of ø̄minderwaardige grondø̄ zijn de daaropvolgende meest genoemde kenmerken. Op grond hiervan zou men dries als volgt kunnen defini√´ren: ø̄onvruchtbare, met gras begroeide grond die enige jaren braak ligt, voordat men ze bewerktø̄. Intussen kan men er wel schapen laten grazen. Van Dale (11de druk, blz. 661 s.v. dries) geeft als de eerste twee betekenissen ø̄braakliggende akkerø̄ en ø̄verarmd bouwland dat als (schapen)weide gebruikt wordtø̄. [N 14, 55; N 14, 52; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; L 19b, 3a; L 19b, 2aI; A 10, 4; Wi 15; RND 20; monogr.] I-8
driftig giftig: giftig (Wanssum) driftig, boos III-1-4
driftig lopen kwaad lopen: kwaod (Wanssum) lopen: driftig lopen [op ne staog loope] [N 10 (1961)] III-1-2