e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wanssum

Overzicht

Gevonden: 2613
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gehurkt zitten op de hukjes zitten: op de huukskes zitte (Wanssum), op de hukken zitten: op de hoeke zitte (Wanssum) hurken, op zijn ~ zitten [op de huuke, op znen huik, op zn huiketjes zitte] [N 10 (1961)] III-1-2
geit geit: gęi̯t (Wanssum), sik: sek (Wanssum) Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.] I-12
geitestal geitestal: gęi̯te[stal] (Wanssum) De ruimte in de stal waar de geiten zich bevinden. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [L 38, 29; A 10, 9g; monogr.] I-6
gek verrckt (du.): verrukt (Wanssum) dwaas, gek III-1-4
geknotte wilg knotwilg: knotwilg(en) (Wanssum), wilgenpoest: wilgepoest (Wanssum) de knotwilg (boom van het geslacht Salix) [DC 13 (1945)] III-4-3
gekruld haar krullen: krollen (Wanssum), krulle (Wanssum) gekruld haar [N 10 (1961)] III-1-1
geld centen: sɛntən (Wanssum), geld: gɛ:lt (Wanssum) geld [RND] || geld opdoen (opmaken) [RND] III-3-1
gelderse roos sneeuwbal: sni-jbāl (Wanssum) sneeuwbal, gelderse roos III-4-3
gele lupine lupinen: lǝpīnǝ (Wanssum) Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.] I-5
gele narcis paasbloem: paosbloem (Wanssum), gele narcis  paosbloem (Wanssum, ... ) narcis, gele — || wilde narcis III-4-3