25170 |
fijne hagel |
hagel:
hàgəl (L368b Waterloos)
|
fijne hagel [sjrot, schrot] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
34119 |
forsgebouwde koe |
forse koe:
fǫrsǝ ku (L368b Waterloos)
|
[N 3A, 141a]
I-11
|
33472 |
gat in een klein dakschild |
uilegat:
ilǝgāt (L368b Waterloos)
|
In het kleine dakschild (boven de korte gevel) van een schilddak treffen we vaak een gat (soms een luik) aan om de zolder te beluchten en te belichten. De benamingen zijn vaak, vanwege functionele overeenkomst, dezelfde als voor het venster onder een dakwelving (zie dat lemma, 4.2.13). [N 4A, 45a; N 4, 26c]
I-6
|
21274 |
geld |
geld:
ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje op het eind heb ik letterlijk overgenomen.
geͅlt⁄ (L368b Waterloos),
knopen:
ps. omgespeld volgens Frings.
knēͅi̯p (L368b Waterloos)
|
Geld in het algemeen; hierbij ook graag allerlei uitdrukkingen [geld, sens, poen, swis, oorden enz.] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34063 |
geslachtsrijpe koe |
vaars:
vē̜rs (L368b Waterloos)
|
Jong rund dat oud genoeg is om gedekt te worden. [N 3A, 23]
I-11
|
34472 |
gesneden haan |
capucijner:
kapsinǝ (L368b Waterloos)
|
[N 19, 60a; monogr.]
I-12
|
34394 |
gesneden mannelijk schaap |
hamel:
hāmǝl (L368b Waterloos)
|
[N 19, 65a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; AGV m 3; A 2, 46; A 4, 22a; R 3, 24; N 77, add.; L 39, 44; L 20, 22a; L 5, 30b; Wi 12; monogr.]
I-12
|
34305 |
gesneden mannelijk varken |
berg:
bē̜rx (L368b Waterloos)
|
Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12]
I-12
|
33428 |
gesteelde plank om een lemen dorsvloer aan te kloppen |
stempel:
stęmpǝl (L368b Waterloos)
|
De gesteelde plank waarmee men de pas gelegde lemen dorsvloer aanklopt zodat deze glad en vast wordt. In Q 76 kent men dit werktuig niet, maar wel een houten blok om te dāmǝ (= aankloppen). [N 5A, 67b]
I-6
|
33388 |
getuigrek |
kapstok:
kapstǫk (L368b Waterloos),
rek:
rø̜k (L368b Waterloos)
|
Het zwaardere paardetuig wordt meestal opgehangen aan de muur aan een rek, zware stokken, haken, knuppels, balkjes etc. Het kan ook op een plank gelegd worden. De benamingen geven vaak aan om welke mogelijkheid het gaat. Benamingen die naar een kast of kist verwijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "getuigkast" (2.3.7). Zie ook dat lemma. [N 5A, 59e; add. uit N 13, 81]
I-6
|