e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Waterloos

Overzicht

Gevonden: 677
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fijne hagel hagel: hàgəl (Waterloos) fijne hagel [sjrot, schrot] [N 22 (1963)] III-4-4
forsgebouwde koe forse koe: fǫrsǝ ku (Waterloos) [N 3A, 141a] I-11
gat in een klein dakschild uilegat: ilǝgāt (Waterloos) In het kleine dakschild (boven de korte gevel) van een schilddak treffen we vaak een gat (soms een luik) aan om de zolder te beluchten en te belichten. De benamingen zijn vaak, vanwege functionele overeenkomst, dezelfde als voor het venster onder een dakwelving (zie dat lemma, 4.2.13). [N 4A, 45a; N 4, 26c] I-6
geld geld: ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje op het eind heb ik letterlijk overgenomen.  geͅlt⁄ (Waterloos), knopen: ps. omgespeld volgens Frings.  knēͅi̯p (Waterloos) Geld in het algemeen; hierbij ook graag allerlei uitdrukkingen [geld, sens, poen, swis, oorden enz.] [N 21 (1963)] III-3-1
geslachtsrijpe koe vaars: vē̜rs (Waterloos) Jong rund dat oud genoeg is om gedekt te worden. [N 3A, 23] I-11
gesneden haan capucijner: kapsinǝ (Waterloos) [N 19, 60a; monogr.] I-12
gesneden mannelijk schaap hamel: hāmǝl (Waterloos) [N 19, 65a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; AGV m 3; A 2, 46; A 4, 22a; R 3, 24; N 77, add.; L 39, 44; L 20, 22a; L 5, 30b; Wi 12; monogr.] I-12
gesneden mannelijk varken berg: bē̜rx (Waterloos) Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12] I-12
gesteelde plank om een lemen dorsvloer aan te kloppen stempel: stęmpǝl (Waterloos) De gesteelde plank waarmee men de pas gelegde lemen dorsvloer aanklopt zodat deze glad en vast wordt. In Q 76 kent men dit werktuig niet, maar wel een houten blok om te dāmǝ (= aankloppen). [N 5A, 67b] I-6
getuigrek kapstok: kapstǫk (Waterloos), rek: rø̜k (Waterloos) Het zwaardere paardetuig wordt meestal opgehangen aan de muur aan een rek, zware stokken, haken, knuppels, balkjes etc. Het kan ook op een plank gelegd worden. De benamingen geven vaak aan om welke mogelijkheid het gaat. Benamingen die naar een kast of kist verwijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "getuigkast" (2.3.7). Zie ook dat lemma. [N 5A, 59e; add. uit N 13, 81] I-6