22378 |
diabolo |
diabolo:
diabolo (Q117a Waubach)
|
Het speelgoed, bestaande uit een dubbele blikken kegel die men al draaiende op een koordje in evenwicht houdt, in de hoogte werpt en weer opvangt met dit koord of elkaar toewerpt en weer op een koordje opvangt [diabolo, diavolo]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24079 |
diaken |
rector (lat.):
rektor (Q117a Waubach)
|
Een geestelijke die een gebied heeft, maar niet mag dopen, begraven of trouwen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18035 |
diarree |
aan de/het schijt:
ān dǝr šīt (Q117a Waubach),
dunne, de -:
dunne (Q117a Waubach),
Diarree.
an d`r dunne zieje (Q117a Waubach),
slinger:
Diarree.
an d`r sjlinger zieje (Q117a Waubach),
vlotte-kom-gauw, de -:
Diarree.
d`r flotte kóm gauw han (Q117a Waubach)
|
Buikloop. Te dunne ontlasting, meestal veroorzaakt door een min of meer ernstige ontsteking van de darmen. Zie ook het lemma ''diarree'' in wbd I.3, blz. 472-474. [N 3A, 91, 99; A 48A, 52; monogr.] || Diarree, buikloop (dunne, pruts). [N 84 (1981)] || ontlasting hebben [afgon, leutere, driete, zijn gevoeg doen] [N 10c (1995)]
I-11, III-1-2
|
27969 |
dichtgroeien |
toewassen:
to.wwāsǝ (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Maurits])
|
Gezegd van een mijngang die door de druk op het gesteente langzaam wordt toegedrukt. [N 95, 385; N 95, 386; monogr.]
II-5
|
19807 |
dienblad |
tablet:
tableͅt (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach)
|
dienblad [DC 27 (1955)]
III-2-1
|
19080 |
dienst |
schicht:
šix (Q117a Waubach [Domaniale])
|
De werktijd van één man op één dag. [monogr.; Vwo 282; Vwo 617; Vwo 684]
II-5
|
21756 |
dienstplicht moeten doen |
moeten opkomen:
op motte kome (Q117a Waubach)
|
zijn militaire dienst vervullen [opmoeten, binnenmoeten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
32690 |
diep |
diep:
dēp (Q117a Waubach)
|
In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.]
I-1
|
27746 |
diep boren |
proefboren naar koolflözer:
pr˙ōfbōǝrǝ noǝ koǝlflǫtsǝr (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Emma])
|
Diepboringen verrichten om op deze wijze de koollagen op te sporen en te verkennen. [N 95, 169; Vwo 167]
II-5
|
33520 |
dik sap van steenvruchten |
koekoeksbrood:
Veldeke
koekoeksbroeët (Q117a Waubach),
spek:
Veldeke
sjpek (Q117a Waubach)
|
stijf geworden sap uit steenvruchte (kriekskesspouw, vogelesnot, most, gom, snot, spek, vogelhum, koekoeksbrood, vogelteer). [N 82 (1981)]
I-7
|