33523 |
draden of randen van peulvruchten |
draad (enkelv.):
draot (sg) (Q117a Waubach),
ringen/randen:
reng (Q117a Waubach)
|
[N Q (1966)]
I-7
|
17806 |
dragen |
dragen:
drage (Q117a Waubach)
|
dragen [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
25127 |
dragen, gezegd van ijs |
dik ijs:
dik ies (Q117a Waubach),
dragen:
⁄t īēës dret (Q117a Waubach)
|
dragen gezegd van ijs waarop men kan lopen [lijden, helen, houden] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20236 |
drager van de doodskist |
drager:
dreager (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach,
Q117a Waubach)
|
een drager van de lijkkist [dreëjer] [N 96D (1989)] || het plein vóór de kerk [kerkplaats, kerkplein, plei] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
23867 |
drager van het baldakijn |
hemeldrager:
himmeldrager (Q117a Waubach)
|
Een drager van de troonhemel [himmelsdreëjer]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23864 |
drager van het kerkvaandel |
vanendrager:
vanedrager (Q117a Waubach)
|
De drager van het vaandel [vanedreëjer]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
20500 |
drank |
drinken:
drinke (Q117a Waubach)
|
drank; Hoe noemt U: Dat wat gedronken wordt (drinken, soopje, zuip) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33848 |
draven |
draven:
drāvǝ (Q117a Waubach)
|
In draf gaan, een actieve twee-tempogang, waarbij een diagonaal benenpaar gelijkmatig wordt opgeheven en weer neergezet, bijv. eerst linkervoorbeen en rechterachterbeen, daarna beide andere benen, met daartussen een zweefmoment. Zie afbeelding 9. [JG 1b; N 8, 81b en 81d]
I-9
|
21153 |
dreef |
laan:
laan (Q117a Waubach)
|
een weg aan met beide zijden een of meer rijen bomen (dreef, dreeft, laan,laning, lei) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18877 |
drenzen |
janken:
janke (Q117a Waubach),
mitschen:
RhWb V, 1197 mitschen: in hohen Tönen eigensinnig Weinen, von Kindern
mieëtsje (Q117a Waubach),
zaniken:
zanike (Q117a Waubach)
|
drenzen: de kinderen drenzen de hele dag [DC 16 (1948)] || op een zeurderige toon huilen [drenzen, jengelen, janken, drammen, simmen] [N 85 (1981)] || op zeurderige toon huilen [knooiachtig, dremmerig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|