33803 |
eeltwrat, zweelwrat |
wrat:
(mv)
vratǝ (Q117a Waubach)
|
Wratvormige uitwassen (zweel = eelt) binnenwaarts aan de hoofdschenkels van voor- en achterpoten. Ze zijn, net als de vingerafrukken bij de mens, volkomen individueel. Men veronderstelt dat ze overblijfselen van een extra teen of aanhangsel zijn. Zie afbeelding 2.27. [A 4, 2e; L 20, 2e; N 8, 32.1, 32.3, 32.4, 32.13, 32.15 en 32.16]
I-9
|
18942 |
een aanmerking maken |
een bokkem geven:
inne bukkem geëve (Q117a Waubach)
|
iemand een afkeurende opmerking geven [struffen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23667 |
een aflaat verdienen |
aflaat verdienen:
ing afloat verdeene (Q117a Waubach),
inne ablas verdene (Q117a Waubach)
|
Een aflaat verdienen/winnen/bekomen/halen/bidden [ne ablas verdeene?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22483 |
een april |
een april:
ee april (Q117a Waubach)
|
De dag waarop men lichtgelovige personen om een onzinnige boodschap stuurt (1 april). [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23781 |
een askruisje halen |
askruisje halen:
esjkruutske hoale (Q117a Waubach),
esjkrütske haole (Q117a Waubach)
|
Zich met as laten tekenen op Aswoensdag, een askruisje halen. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
21811 |
een bevel opvolgen |
luisteren:
loestere (Q117a Waubach)
|
een bevel opvolgen [pareren, luisteren, gehoorzamen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
20145 |
een blauwtje lopen |
hij heeft de bons gekregen:
hij heeft de bons gekregen (Q117a Waubach)
|
een andere benaming voor: hij heeft een blauwtje gelopen. Als een jongen door een meisje wordt afgewezen zegt men wel: --. Kent u voor dit feit in uw dialect een andere uitdrukking? (bv. hij heeft een blonde gelopen, een blauwe scheen krijgen, enz) [DC 52 (1977)]
III-2-2
|
20505 |
een borrel drinken |
proeven:
preuve (Q117a Waubach)
|
jenever drinken; Hoe noemt U: Jenever drinken (proeven, likken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20941 |
een boterham smeren |
een boterham smeren:
eͅi̯ŋ boͅtəram šmīərə (Q117a Waubach)
|
smeren [RND]
III-2-3
|
28386 |
een brok steenkool |
een stuk kool:
ē štøk koǝl (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Domaniale]),
stukkool:
støkkoǝl (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Domaniale])
|
Een dikke brok steenkool. [N 95, 464; monogr.]
II-5
|