e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117a plaats=Waubach

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eeltwrat, zweelwrat wrat: (mv)  vratǝ (Waubach) Wratvormige uitwassen (zweel = eelt) binnenwaarts aan de hoofdschenkels van voor- en achterpoten. Ze zijn, net als de vingerafrukken bij de mens, volkomen individueel. Men veronderstelt dat ze overblijfselen van een extra teen of aanhangsel zijn. Zie afbeelding 2.27. [A 4, 2e; L 20, 2e; N 8, 32.1, 32.3, 32.4, 32.13, 32.15 en 32.16] I-9
een aanmerking maken een bokkem geven: inne bukkem geëve (Waubach) iemand een afkeurende opmerking geven [struffen] [N 85 (1981)] III-1-4
een aflaat verdienen aflaat verdienen: ing afloat verdeene (Waubach), inne ablas verdene (Waubach) Een aflaat verdienen/winnen/bekomen/halen/bidden [ne ablas verdeene?]. [N 96B (1989)] III-3-3
een april een april: ee april (Waubach) De dag waarop men lichtgelovige personen om een onzinnige boodschap stuurt (1 april). [N 88 (1982)] III-3-2
een askruisje halen askruisje halen: esjkruutske hoale (Waubach), esjkrütske haole (Waubach) Zich met as laten tekenen op Aswoensdag, een askruisje halen. [N 96C (1989)] III-3-3
een bevel opvolgen luisteren: loestere (Waubach) een bevel opvolgen [pareren, luisteren, gehoorzamen] [N 85 (1981)] III-3-1
een blauwtje lopen hij heeft de bons gekregen: hij heeft de bons gekregen (Waubach) een andere benaming voor: hij heeft een blauwtje gelopen. Als een jongen door een meisje wordt afgewezen zegt men wel: --. Kent u voor dit feit in uw dialect een andere uitdrukking? (bv. hij heeft een blonde gelopen, een blauwe scheen krijgen, enz) [DC 52 (1977)] III-2-2
een borrel drinken proeven: preuve (Waubach) jenever drinken; Hoe noemt U: Jenever drinken (proeven, likken) [N 80 (1980)] III-2-3
een boterham smeren een boterham smeren: eͅi̯ŋ boͅtəram šmīərə (Waubach) smeren [RND] III-2-3
een brok steenkool een stuk kool: ē štøk koǝl (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Domaniale]), stukkool: støkkoǝl (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Domaniale]) Een dikke brok steenkool. [N 95, 464; monogr.] II-5