22484 |
een cadeau geven |
schenken:
sjinke (Q117a Waubach)
|
Kado geven [schenken, besteken]. [N 89 (1982)]
III-3-2
|
34490 |
een dag overslaan bij het leggen |
loven:
lø̄vǝ (Q117a Waubach)
|
[N 19, 36]
I-12
|
34532 |
een ei |
ei:
ē̜i̯ (Q117a Waubach)
|
[L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.]
I-12
|
34541 |
een ei afpellen |
schellen:
šęlǝ (Q117a Waubach)
|
Een ei van de schaal ontdoen. [N 19, 55b; A 39, 9b]
I-12
|
32747 |
een geerakker ploegen |
de scheuten deruit varen:
dǝ [scheuten] drūt ˲vãrǝ (Q117a Waubach),
scheuten ploegen:
[scheuten] plōgǝ (Q117a Waubach)
|
Afhankelijk van de gebruikte ploeg en de gevolgde ploegwijze kan de geer van een trapeziumvormige akker op verschillende manieren worden geploegd. Wordt de akker met een wentel- of een keerploeg bewerkt, dan kan men a) met de geer beginnen en dan - schuin tegen de geervoren aan - de lange voren ploegen, of b) met de lange voren beginnen en op de overblijvende geer korter wordende voren ploegen, waarbij tenslotte - schuin op de geervoren - nog enige lange sluitvoren worden geploegd. Op een uiteen te ploegen geerakker ploegt men vanaf de zijkanten eerst de lange voren, totdat men de in midden uitgezette geer bereikt. Daar ploegt men dan korter wordende voren, die in het midden (waar men moest keren) worden aangevuld met een aantal lange sluitvoren. Wordt die geerakker het jaar daarop bijeengeploegd, dan ploegt men in het midden eerst het daar uitgezette geerstuk bijeen; daarop laat men dan de lange voren volgen. Als een trapeziumvormige akker geploegd kan worden in voren die in dezelfde richting lopen als de evenwijdige korte en lange zijde van het stuk, hoeft men geen geer te ploegen. Voor het([...)-gedeelte van sommige varianten zie men het vorige lemma. [N 11, 64; N 11A, 126a + b + c + d; JG 1a + 1b; monogr.; A 33, 9 add.]
I-1
|
23950 |
een gelofte doen |
gelofte doen:
gelofte doeë (Q117a Waubach)
|
Een gelofte doen, afleggen bijv. om op bedevaart te gaan [gelaove, jelobe]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25600 |
een gleuf aanbrengen in het deegbrood |
knippen:
knepǝ (Q117a Waubach)
|
Met de schaar of het mes een gleuf aanbrengen in het deegbrood. Volgens de informant van L 330 wordt dit "knippen" gedaan om het rijzen te bevorderen bij slechte deeg. [N 29, 44a]
II-1
|
20131 |
een hond vleien |
fleppen:
Veldeke
fleppe (Q117a Waubach)
|
Hoe noemt u een hond vleien (fluren, flemen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
19855 |
een huis huren |
huren:
hure (Q117a Waubach),
pachten:
pachte (Q117a Waubach)
|
een huis huren [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
30049 |
een huis uitzetten |
uitzetten:
ū.t˲zętǝ (Q117a Waubach)
|
De omtrek van een te bouwen huis met palen en planken uitzetten. [N 30, 24a; monogr.]
II-9
|