32707 |
een weide scheuren |
akkeren:
[akkeren] (Q117a Waubach),
schellen:
[schellen] (Q117a Waubach),
stropen:
[stropen] (Q117a Waubach)
|
Een weide scheuren is het omploegen van weiland, vooral om het daarna als akkerland te gebruiken. Voor (delen van) varianten die hieronder in de [... [JG 1a + 1b + 1c + 1d; N 11, 42a + b + c; N 11A, 114 + 115a + b; monogr.]
I-1
|
17709 |
een wind laten |
veesten:
vieëste (Q117a Waubach),
votsen:
votse (Q117a Waubach),
vòtse (Q117a Waubach),
vótse (Q117a Waubach)
|
wind laten [N 10c (1995)]
III-1-1
|
34495 |
een zandbad nemen |
(zich) mullen:
mȳlǝ (Q117a Waubach),
mølǝ (Q117a Waubach),
mø̜lǝn (Q117a Waubach)
|
Met de vleugels een zandbad nemen in de zonneschijn, gezegd van kippen. [N 19, 61b; A 28, 13a; A 28, 13b; Lu 6, 13a; Lu 6, 13b; monogr.]
I-12
|
17981 |
een ziekte onder de leden hebben |
get onder de leden hebben:
hee hat get onger de linge (Q117a Waubach)
|
ziekte onder de leden hebben [N 10 (1961)]
III-1-2
|
24584 |
eendekroos |
eendegroen:
-
endegreun (Q117a Waubach),
Veldeke eendekroes
endegreun (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach),
eendemoos:
-
endemoos (Q117a Waubach),
Veldeke eendekroos
endemos (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach)
|
eendekroos [N 92 (1982)]
III-4-3
|
33414 |
eendenhok |
eendenhok:
ɛ ̝ndǝhǫk (Q117a Waubach)
|
Afgeschotte ruimte in de stal, doorgaans vlak bij de kippenkooi, waar men eenden houdt. [A 10, 9j]
I-6
|
34400 |
eenmaal geschoren schaap |
geschoren lammetje:
gǝšǭrǝ lɛmkǝ (Q117a Waubach)
|
Bedoeld wordt een schaap dat eenmaal is geschoren en één paar vaste tanden heeft. Het schaap wordt voor de eerste keer geschoren als het ongeveer 15 maanden oud is. Het heeft twee tanden als het ongeveer een-en-driekwart jaar oud is. Men kan zeggen dat het in dit lemma gaat om een schaap van ongeveer 15 maanden tot ongeveer 2 jaar. [N 77, 12; N 77, 13; N 70, 6a; JG 1d; AGV, m 3; monogr.]
I-12
|
32631 |
eenscharige ploeg, rondgaande ploeg, voetploeg, radploeg, karploeg |
brabander:
brǫǝbɛ ̝ndǝr (Q117a Waubach),
reeploeg:
rī[ploeg] (Q117a Waubach)
|
In dit lemma zijn de benamingen bijeengebracht voor a) de oude, houten, later ook ijzeren voetploeg, die in plaats van een schaats soms een wieltje had; b) de oude houten, later ook wel ijzeren karploeg waarmee men ofwel naar één kant, dus "rond" moest ploegen ofwel heen en weer kon ploegen, omdat kouter en riester op een naar rechts resp. naar links om te ploegen voor konden worden ingesteld. De oude ploeg kon, zoals de voetploeg in K 315, 353, 359 en Q 27 en de houten karploeg in L 115, ook gewoon "de ploeg" genoemd worden, omdat hij ter plaatse destijds het enige of meest gebruikte type was. Voor zijn opvolger, en met name de wentelploeg, kwam dan meestal een bijzondere term in gebruik. [N 11, 30 + 32c + 32e; N 11A, 67 + 68 + 69 + 75e + 78 + 97 + 114; N J, 10 add.; JG 1a + 1b; N 12, 25 add.; N 27, 14 + 15 add.; A 27, 24 add.; A 33 add.; div.; monogr.]
I-1
|
18851 |
eenvoudig |
gewoon:
geweun (Q117a Waubach)
|
zonder overdaad, weelde of vertoon, niet voornaam [bedest, gewoon, eenvoudig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19368 |
eenvoudige of armoedige woning |
barak:
brakg (Q117a Waubach),
keet:
kee-t (Q117a Waubach),
krot:
kròt (Q117a Waubach)
|
Een eenvoudige, kleine, soms armoedige woning van hout, riet, stro of plaggen gebouwd (kot, hut, brak, keet, patiek) [N 79 (1979)]
III-2-1
|