e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117a plaats=Waubach

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fiets fiets: fiets (Waubach, ... ) fiets: Mn - is stuk, ik moet lopen [DC 35 (1963)] || Wat is de dialectbenaming voor een rijwiel in het algemeen [N 99 (1991)] III-3-1
fietsen fietsen: fietse (Waubach) op een fiets rijden [fietsen, wieleren] [N 90 (1982)] III-3-1
fijn droog stof stub: štøb (Waubach) Fijn droog stof op landwegen. [N 27, 37c] I-8
fijne hagel hagel: hagel (Waubach) fijne hagel [sjrot, schrot] [N 22 (1963)] III-4-4
fijne zeef, voor pootaardappelen poterszeef: pǭtǝrszēf (Waubach) De tweede, en doorgaans middelste zeef, waardoor de kleinere aardappelen worden afgezonderd die als pootgoed worden gebruikt. [N 12, 34b] I-5
fijngebouwd (het heeft) fijne benen: fin bē. (Waubach) Gezegd van een paard met dunne, fijngebouwde poten. [N 8, 64c] I-9
fijnkool fijnkool: fīǝnkoǝl (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Maurits]), gries: gres (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Willem-Sophia]) Steenkolen met een afmeting kleiner dan 10 mm. [N 95, 463] II-5
fijt fijt: fieht (Waubach) nagelontsteking: De ontsteking van a) heeft ook het beenvlees van een vingerkootje aangetast; fijt (zwart, daal, vijt, fijt, fijk, fiek). [N 84 (1981)] III-1-2
filet, haas biefstuk: bief-schtuk (Waubach) lendestuk; Hoe noemt U: Lendestuk, ossehaas (ossehaas, harst, osseharst, runderharst, filet) [N 80 (1980)] III-2-3
filiaal filiaal (<fr.): filiaal (Waubach) de tak van een handelshuis op een andere plaats dan waar het hoofdgebouw gevestigd is, bijwinkel [succursaal, filiaal, bijwinkel] [N 89 (1982)] III-3-1