e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117a plaats=Waubach

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gebluste kalk dempkalk: dɛmpkalǝk (Waubach), gebluste kalk: gǝbløštǝ kalǝk (Waubach  [(poederkalk)]  ), geleste kalk: gǝlø̜š˱dǝ kalǝk (Waubach), leskalk: lɛškalǝk (Waubach) Ongebluste kalk die met water is aangelengd. Zie ook het lemma 'Kalk blussen'. Gebluste kalk wordt gebruikt bij de bereiding van mortel. Woordtypen als 'stubkalk', 'poederkalk', 'poeder' en 'zakjeskalk' verwijzen naar schelpkalk die direct na het branden droog geblust wordt en in poedervorm op de bouwplaats wordt aangeleverd. [N 30, 30a; N 30, 30b; N 30, 30c; N 30, 32f; monogr.] II-9
geboortefeest kindscaf: kingskaffe (Waubach) De feestelijke koffiemaaltijd die de kraamvrouw na de kerkgang thuis hield met de vrouwen uit de buurt [kindjeskoffie, kindjeskermis?]. [N 96B (1989)] III-3-2
geboorteomhulsel van een veulen net: net (Waubach) Het vruchtvlies dat na de geboorte van het veulen afkomt. Als de merrie het veulen alleen ter wereld brengt, stikt het veulen meestal in de zak, die zo sterk is, dat hij met behulp van een mes of scherp voorwerp geopend moet worden. [N 8, 54, 55 en 56] I-9
gebreide kous gestrikte hoos: gesjtrikde hoase (Waubach) breikous [sjtrikhaos, strikkous] [N 24 (1964)] III-1-3
gebreide wollen muts wollen muts: wolle mutsj (Waubach) muts van wol (gebreid) voor kinderen [N 25 (1964)] III-1-3
gebrekkig spreken stotteren: sjtòttere (Waubach) gebrekkig spreken [hakkelen, tottelen, stamelen, touwen, tatewalen, totteren, stotteren] [N 87 (1981)] III-3-1
gebruik gebruik: gebroek (Waubach) Een wijze van doen die in meer of minder ruime kring in zwang is [gebruik, gewoonte, gewente, zwang, geplogenheid]. [N 88 (1982)] III-3-2
geburen nabuurschap: nobbersjaf (Waubach) alle buren samen [geburen, gebuur] [N 90 (1982)] III-3-1
gedeeltelijk opvullen pfuschen: fušǝ (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Domaniale]) Open ruimten in de opvulling laten. Dit werd volgens Lochtman (pag. 173) vroeger, toen er nog met de hand werd opgevuld, uit luiheid gedaan. Volgens een invuller uit Q 121 kon de term "pfuschen" ook worden gebruikt voor het verwerken van oud hout in de opvulling in plaats van stenen. Dit was ten strengste verboden omdat het mijnschade kon veroorzaken. Zie ook het lemma Een Stuk Mijngang Onopgevuld Laten, Wld II.4, pag. 82. [N 95, 553; N 95, 554; monogr.; div.] II-5
gedeeltelijke opvulling blindvulling: blentvøleŋ (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Domaniale]) Methode van opvullen waarbij men open ruimten in de opvulling laat. Zie ook het lemma Gedeeltelijk Opvullen. [N 95, 554; N 95, 553] II-5