30175 |
geknipt werk |
snijwerk:
šni(j)węrǝk (Q117a Waubach)
|
Wijze van voegen waarbij de voegen eerst met fijne witte specie worden volgezet en vervolgens langs de kanten met een voegijzer of mesje schuin worden afgesneden. Geknipt werk vervaardigen noemde men in L 163 'knippen' ('knepǝ') of 'snijden' ('snejǝ'), in K 353 'bovenop voegen' ('bōvǝnup ˲vugǝ'). [N 32, 34d; N 32, 35a; N 32, 35c; monogr.]
II-9
|
30589 |
gekookte lijnolie |
gekookte lijnöl:
gǝkǫ.k˱dǝ li.nø̜̄l (Q117a Waubach)
|
Lijnolie die enige uren tot ongeveer 2500 C. werd verhit, onder toevoeging van geringe hoeveelheden lood- en mangaanverbindingen. [N 67, 13b]
II-9
|
24151 |
gekraagde roodstaart |
roodstaartje:
roe.tsjtetske (Q117a Waubach),
rôêtsjtètske (Q117a Waubach)
|
gekraagde roodstaart || gekraagde roodstaart (14 rood trilstaartje; man heeft zwart gezicht en iets rossige buik; zomervogel; algemeen; broedt in boomgaten; roep [uuiet-tak-tak]; zachte, heldere zang begint met [jie-dru-dru] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17580 |
gekruld haar |
gekrulde haren:
gekrolt hōāre (Q117a Waubach)
|
gekruld haar [N 10 (1961)]
III-1-1
|
21274 |
geld |
cijnzen:
singze (Q117a Waubach),
geld:
gelt (Q117a Waubach),
gɛlt (Q117a Waubach),
xɛlt (Q117a Waubach)
|
geld [RND] || Geld in het algemeen; hierbij ook graag allerlei uitdrukkingen [geld, sens, poen, swis, oorden enz.] [N 21 (1963)] || geld opdoen (opmaken) [RND]
III-3-1
|
24152 |
gele kwikstaart |
geel kwikstaartje:
gèèle kwiksjtetske (Q117a Waubach)
|
kwikstaart, geel (16,5 blauwig-grijs boven, geel onder; met lang wiebelstaartje; zomervogel; in weiland en korenvelden; er bestaat ook nog grotere uitgave die langs beekjes huist en zeldzaam is [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33264 |
gele lupine |
filipinen:
filǝ`pinǝ (Q117a Waubach),
lupinen:
ly`pinǝ (Q117a Waubach)
|
Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.]
I-5
|
24488 |
gele narcis |
nelk:
Veldeke
nelk (Q117a Waubach),
pijlloos?:
pieloetsj (Q117a Waubach),
-
piehloetsj (Q117a Waubach)
|
Gele narcis (narcissus pseudonarcissus). De bijkroon is ongeveer even lang als de bloemdekslippen. Meestal één bloem aan elke bloemstengel, zelden twee. De rand van de bijkroon is regelmatig ingesneden (zie bij de …witte narcis"). [N 92 (1982)] || narcis
III-4-3
|
33239 |
gele voederwortel |
reuben:
rø̄bǝ (Q117a Waubach)
|
Daucus carota L. In de genoemde vragenlijst is gevraagd naar twee variëteiten naast de algemene benaming winterwortel die in het vorige lemma ter sprake kwam. Hier is alleen opgenomen hetgeen afwijkend is van lemma Winterwortel. Lobbericher naar het Rijnlands dorpje Lobberich. [N Q, 6b; monogr.]
I-5
|
28250 |
geleidingsbomen |
strossbomen:
(enk)
štrǫsbōm (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Maurits])
|
Houten geleidingsbomen of stalen geleidingsbalken die aan de schachtbalken zijn bevestigd en ervoor zorgen dat de liftkooien en skips tijdens hun op- en neergaande beweging op hun plaats blijven. Volgens de invuller uit L 417 zijn de "guiden" die men in de mijn in Waterschei gebruikt van hout en is de "guidenage" in de mijn van Zwartberg van ijzer. [N 95, 96; monogr.]
II-5
|