21434 |
halve gulden |
halve gulden:
ps. invuller heeft geen spellingssyteem genoteerd, dus letterlijk overgenomen (niet(s) omgespeld!).
hoave gölle (Q117a Waubach)
|
halve gulden, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
25225 |
halve maan, eerste kwartier |
halve mond (du.):
hoave mont (Q117a Waubach),
wassende mond (du.):
weschende mond (Q117a Waubach)
|
schijngestalte van de maan: eerste kwartier, halve maan [wassende maan, wassenaar] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25219 |
halve maan, laatste kwartier |
afnemende mond (du.):
aafneumende mond (Q117a Waubach)
|
schijngestalte van de maan: laatste kwartier [afnemende, donkere maan] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
29826 |
halve steen |
halve steen:
hǫavǝ štē (Q117a Waubach)
|
Een in de breedterichting doormidden geslagen metselsteen of een baksteen van dit formaat die machinaal is vervaardigd. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛdrieklezoorɛ.' [N 31, 19a; monogr.]
II-8
|
21607 |
halve stuiver |
grote cent:
ps. invuller heeft geen spellingssyteem genoteerd, dus letterlijk overgenomen (niet(s) omgespeld!).
grōēte sent (Q117a Waubach)
|
halve stuiver, een 2 1/2 centstuk [lap, sjoe, groot, flapsent, bokkestuiver, grote cent, plak, bots, vierduitstuk?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21606 |
halve-centstuk |
halve cent:
hoave sent (Q117a Waubach)
|
halve-centstuk, een ~ [senske?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
31129 |
halvezool |
halvezool:
hoavǝzoal (Q117a Waubach)
|
Nieuwe of extra zool onder de voorste helft van een schoen. [N 60, 233b; N 60, 232a]
II-10
|
18482 |
halvezool [wld ii.10, p. 60] |
halvezool:
hoave zoal (Q117a Waubach)
|
Een halve zool (halfzool, halflap?) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
23461 |
hamer van de klepklok |
hamer:
hamer (Q117a Waubach)
|
De hamer van een klepklok [trumphamer?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17659 |
hand |
hand:
hank (Q117a Waubach)
|
hand [DC 01 (1931)]
III-1-1
|