27545 |
handschoen, handbeschermer |
handbeschermer:
handbeschermer (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Wilhelmina]),
handschoen:
handschoen (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Handschoen of handbeschermer. Er zijn werkzaamheden waarbij handbeschermingsmiddelen moeten worden gedragen zoals bij ijzertransport en andere waarbij het verboden is om deze middelen te dragen, zoals bij draaiende boren, werken aan bewegende delen van machines of aan- en afkoppelen van wagens (MBK V pag. 139). Lauraders moeten bij hun werk handschoenen dragen. [N 95, 882; N 95, 883]
II-5
|
22879 |
handspel |
hands (eng.):
hens (Q117a Waubach)
|
Hij heeft de bal men de hand aangeraakt, het is ... [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
32662 |
handvat aan de ploegstaart |
handvat:
haŋk˲vat (Q117a Waubach)
|
De staart van een voetploeg, een radploeg en de zgn. losse karploeg is voorzien van of eindigt in een handvat, dat de ploeger stevig vasthoudt om te bereiken dat de ploeg de voor goed afsnijdt en niet uit de voor schiet. Aan dat handvat trekt hij de ploeg aan het einde van iedere voor om en houdt hij de (achter)ploeg vast wanneer deze in de sleepstand over de wendakker getrokken wordt. De latere vaste karploegen hebben van achteren ook een handvat. Maar omdat dergelijke ploegen niet echt bestuurd hoeven te worden, is dit handvat vooral dienstig bij het keren en het op nieuw inzetten van de ploeg. [N 11, 31.I.k; N 11A, 84i; JG 1a + 1b; monogr.]
I-1
|
33314 |
handvat van de sikkel |
handvat:
haŋk˲vat (Q117a Waubach)
|
Korte houten gedeelte waaraan het mes bevestigd is. Hiermee hield men de sikkel vast. [N 18, 79a; monogr.]
I-5
|
29938 |
handvat van de troffel |
steel:
štel (Q117a Waubach)
|
Het handvat van de troffel kan in hout of kunststof zijn uitgevoerd. [N 30, 7c; monogr.]
II-9
|
19566 |
handveger, stoffer |
kwispel:
kwispel (Q117a Waubach),
samen met DC 15, 7b
kwispel (Q117a Waubach)
|
het voorwerp waarmee vloeren en vloerkleden stofvrij worden gemaakt met zachte haren [DC 15 (1947)] || Hoe noemt u het stoffer en blik samen? [N105 (2000)]
III-2-1
|
25056 |
handvol |
handvol:
hamfel (Q117a Waubach)
|
de hoeveelheid die men in een hand kan nemen [haffel, handvol, grap, grop] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
29809 |
handvormsteen |
handvorm:
haŋk˲vǫrǝm (Q117a Waubach)
|
Volledig met de hand bewerkte en gevormde baksteen. Tegenwoordig verstaat men onder een handvormsteen ook een steen die op dezelfde wijze wordt gevormd als de handsteen vroeger, maar waarbij de bewerkingen volledig of gedeeltelijk machinaal gebeuren - Schuddinck, pag. 108. [N 30, 52b; N 98, 161; monogr.]
II-8
|
20074 |
hanekam |
hanekamp:
Veldeke
hanekamp (Q117a Waubach),
Veldeke \'onkruidplant\'
hanekamp (Q117a Waubach)
|
hanekam (plant) (Celosia cristata L.) [N 92 (1982)], [N 92 (1982)]
III-2-1
|
33909 |
hanetred |
hanetree:
hǭnǝtrē (Q117a Waubach)
|
Krampachtige beweging van de achterbenen. Het paard gaat als een haan en trekt bij het lopen één of beide achterbenen krampachtig op. Als paarden met deze afwijking een tijdje gestaan hebben, zijn ze erg stijf in de achterpoten. Vgl. het lemma ''krampig'' (7.14). Krampigheid en hanetred worden beschouwd als gebreken die verborgen kunnen blijven.' [A 48A, 40; N 8, 90c]
I-9
|