e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117a plaats=Waubach

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heermoes vossestaart: vǫsǝstats (Waubach) Equisetum arvense L. Zeer algemeen voorkomend onkruid uit de paardestaart-familie (Equisetum L.) op bouwland, grasland, tuinen en bermen met een rechtopstaande holle stengel, die geleed is en gemakkelijk uiteen te trekken. Op de grens van de afzonderlijke leden bevindt zich een krans van schubben, die de bladeren vertegenwoordigen. Deze sporenplant bloeit van april tot mei en varieert in hoogte van 10 tot 80 cm. In het algemeen bekender onder de familienaam paardestaart. L 214a: "De volksmond zegt dat onderaan de wortel van de katǝstart een gouden knøpkǝ zit." L 250: "Gedroogde blaadjes worden als medicinale thee gebruikt bij pijnlijke urinelozing." De samenstellingen met -staarts zijn verschoven vormen van staart; vergelijk het lemma Ploegstraat in aflevering I.1, blz. 62. [A 17, 5; A 49B, 4; monogr.] I-5
hees, schor gram: graam (Waubach) schor, schor zijn [ruigsen, hees, gees zijn] [N 10 (1961)] III-1-2
hefboom van de stijlentrekker hevel/hebel: hēbǝl (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Domaniale]), hēǝvǝl (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), jukhout: jøkhōt (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]) De hefboom waarmee het huis van een stijlentrekker langs de tandheugel kan worden bewogen. [N 95, 593] II-5
heg, haag heg: hek (Waubach) Omheining bestaande uit geschoren kreupelhout of struikgewas (heg, haag, hoftuin) [N 79 (1979)] III-2-1
heggenmus kietske: onduidelijk  kìè.tsjke (Waubach), tuinfluiter: tuinfluiter (Waubach) heggemus (14,5 overal bekend; grauw, zit graag onder en in heggen; nestje heeft mos binnenin; blauwe eitjes; zang helder krinkelend, ook s winters [N 09 (1961)] III-4-1
heggenrank gulikse wortel: -  grulkeswottel (Waubach), Veldeke heggerank  grulkeswòttel (Waubach, ... ) heggerank [N 92 (1982)] III-4-3
heibezem heibezem: hi-jbessem (Waubach) bezem gemaakt van heitakjes (heiwasser, heibezem) [N 20 (zj)] III-2-1
heien heien: hɛjǝ (Waubach), palen inslaan: pø̜̄l ešlǫǝ (Waubach) Palen met behulp van een heitoestel in de grond slaan. [N 31, 5a; monogr.] II-9
heilaarde, dichte zwarte grond helle aarde: hel eëd (Waubach), touwaarde: dauweeët (Waubach) zwarte, ondoordringbare aarde [schurft, heilaarde] [N 81 (1980)] III-4-4
heilig heilig: hillig (Waubach, ... ) Heilig [hèllig, hillig]. [N 96D (1989)] III-3-3