e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117a plaats=Waubach

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ijs (alg.) ijs: ies (Waubach) ijs [DC 03 (1934)] III-4-4
ijsheiligen ijsheiligen: de iêshillige (Waubach), iehshillige (Waubach) 12-14 mei, de ijsheiligen [ieshillieje]. [N 96C (1989)] III-3-3
ijsmuts wintermuts: winktermutsj (Waubach) ijsmuts [N 25 (1964)] III-1-3
ijspegel ijskegel: īēskeegel (mv.) (Waubach), ijspin: īēspin (mv.) (Waubach) ijspegels aan het dak of aan de vensterbanken [ijskeekels, -pinnen, -kikkels, kakels] [N 22 (1963)] III-4-4
ijsvogel ijsvogel: īē.svōēgel (Waubach) ijsvogel (16,5 schitterend blauwgroen boven, steenrood onder; vliegt snel over beek, sloot en langs ven; broedt in gat in steile over; vangt visjes; vrij zeldzaam [N 09 (1961)] III-4-1
ijver ijver: iehver (Waubach) toewijding aan zijn werk [ijver, iever] [N 85 (1981)] III-1-4
ijverig ijverig: iehverig (Waubach) met ijver vervuld [ijverig, nijver, nijverig, noest, vlijtig, grif] [N 85 (1981)] III-1-4
ijzel, bevroren neerslag ijzel: īēzel (Waubach) ijzel, onderkoelde regen waarvan de straten spiegelglad worden [heezel, hijzel] [N 22 (1963)] III-4-4
ijzelen ijzelen: īēzele (Waubach) ijzelen [N 22 (1963)] III-4-4
ijzen sich ekeln (du.): zich eekele (Waubach) vervuld worden van afgrijzen, iets heel erg afschuwelijk vinden [ijzen, schruwen, grijzelen, grillen] [N 85 (1981)] III-1-4