e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117a plaats=Waubach

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kaarsendomper domper: dòmper (Waubach) Kapje met een steel om een kaarsvlam te doven (dover, domper, domphoorn) [N 79 (1979)] III-2-1
kaarsenpit pit: de pit (Waubach), pit (Waubach) De katoenen draad in het midden van een kaars [pit, wiek, lemmet?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kaart met prentje volle kaart: ing vol kaat (Waubach) Een kaart met een prentje erop [beeld, pop, prentje]. [N 88 (1982)] III-3-2
kaarten (ww.) kaarten: ka:tə (Waubach) kaarten [RND] III-3-2
kaas kaas: kîês (Waubach) kaas [RND] III-2-3
kaasjeskruid groot kaasjeskruid: groot kaasjeskruid (Waubach), kattekaas: katsǝkīǝs (Waubach), kattenkaas: algemeen  katsekieës (Waubach), klein kaasjeskruid: klein kaasjeskruid (Waubach), klɛi̯n kiǝskǝskrut (Waubach) kaasjeskruid || kaasjeskruid, groot [DC 52 (1977)] || klein kaasjeskruid [DC 52 (1977)] || Malva L. Een vrij algemeen voorkomende struikachtige plant met langgesteelde bladeren, bloemen in groepen van twee of meer in de bladoksels en vruchtjes in de vorm van een plat kaasje. Het grote kaasjeskruid (Malva sylvestris L.), dat veel in bermen voorkomt, wordt tot meer dan 1 meter hoog en heeft roze of lichtpaarse bloemen en een ruwbehaarde stengel. Het kleine kaasjeskruid (Malva neglecta Wallr.), dat 40 cm groot wordt, komt meestal liggend voor bij boerderijen en aan wegranden en heeft rozerode, soms ook witte bloemen. De bloei duurt van juni tot september. [A 52, 10a en 10b; monogr.] I-5, III-4-3
kaasmijt mijt: mīē.t (Waubach) mijt die leeft van (oude) kaas [N 26 (1964)] III-4-2
kaatsbal kaats: kaatsj (Waubach) Kaatsbal. III-3-2
kaatsen prikken: prîkə (Waubach) kaatsen [RND] III-3-2
kabelbreuk kabelbrok: kābǝlbrux (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Julia]) [N 95, 90; monogr.] II-5