e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117a plaats=Waubach

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kauw dool: doo.l, dèù.lke (Waubach), dooltje: doo.l, dèù.lke (Waubach) kauw (33 overal bekend; grijze nek en lichte ogen, rest zwart; broedt in gebouwen, schoorstenen en holle bomen; meestal in troepen; druk; roep [kja]; vaak tam gehouden [N 09 (1961)] III-4-1
kauwen knauwelen: knauwele (Waubach) kauwen; Hoe noemt U: Voedsel met de tanden en kiezen fijnmaken (kauwen, knauwen) [N 80 (1980)] III-2-3
kazuifel kazuifel: kasuifel (Waubach), kazuifel (Waubach) Het kazuifel, het opperkleed dat de priester tijdens de mis draagt [kazufel, kazel, kruifel?]. [N 96B (1989)] III-3-3
keel la(ai): (Waubach) Zie afbeelding 2.16. [JG 1a, 1b; N 8, 29] I-9
keel, strot keel: ke.əl (Waubach), keejel (Waubach), strot: sjtroat (Waubach) keel (uitwendig) (strot) [DC 01 (1931)] || strot [RND] III-1-1
keelgat keel: kèèl (Waubach), trut: trööt (Waubach) keelgat [kelschat, rieper] [N 10 (1961)] III-1-1
keelketting, keelriem keelriem: kē̜lrēm (Waubach) De ketting of riem die onder de keel of kaken van het paard doorloopt en de twee uiteinden van de kopriem verbindt. [JG 1a; N 13, 26] I-10
keelpijn keelpijn: kɛ.əlpiŋ (Waubach) keelpijn [RND] III-1-2
keep turk: turk (Waubach) keep (14,5 man heeft oranje aan kop en borst, in het voorjaar zwarte kop en borst; vaak tussen vinken; alleen op trek en in winter; roep [wèèèèèk] [N 09 (1961)] III-4-1
keerdeur keerdeur: kiǝrdȳr (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Luchtdeur waarmee men een luchtstroom van richting kan doen veranderen. [N 95, 215] II-5