18818 |
kieskeurig |
kieskeurig:
kieskeurig (Q117a Waubach)
|
niet gauw tevreden met de kwaliteit van iets dat men wil aanschaffen; met een moeilijk te bevredigen smaak [kieskeurig, lekker, lakker] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17919 |
kietelen |
kietelen:
kiettele (Q117a Waubach)
|
Kietelen, kriebelen: de huid op gevoelige plaatsen licht aanraken, bijv. uit plagerij; kriebelen (kietelen, kriebelen, kielen, kriekelen,krevelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24416 |
kieuwen |
kieuwen:
Veldeke
kiew (Q117a Waubach)
|
Hoe noemt u de vlezige platen aan de kop van een vis waardoor hij ademhaalt (kieuw, koen, wam) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
21828 |
kieuwen (wbd) |
van wijds roepen:
van wiets rope (Q117a Waubach)
|
uit de verte roepen [kieuwen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
24184 |
kievit |
kievit:
kievēt (Q117a Waubach)
|
kievit (31 ronde vleugels; kuifje; bekend van de eierenraperij [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18893 |
kiezen |
uitzoeken:
oehtzeuke (Q117a Waubach)
|
een keus doen uit een aantal voorwerpen of personen [fineren, begeren, uitmunten, uitkiezen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24337 |
kikker |
kruts:
krø̄ətš (Q117a Waubach)
|
kikvors, puit [RND]
III-4-2
|
17600 |
kin |
kin:
kin (Q117a Waubach)
|
kin [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
20308 |
kind (algemene benaming) |
kind:
kink (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach)
|
kind [DC 03 (1934)], [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20173 |
kind (troetelnaam) |
hummeltje:
hummelke (Q117a Waubach),
kleint:
klint (Q117a Waubach)
|
het liefkozend woord van ouderen voor kinderen [doeleke, dooier, fies, kadolleken, zoeteken, krotte, schijtgat, drulleke, hummel, etc.] [N 87 (1981)]
III-2-2
|