18831 |
lijden |
lijden:
lie-je (Q117a Waubach)
|
een onaangename toestand verduren [lijden, onderstaan] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20443 |
lijkbaar |
baar:
baar (Q117a Waubach),
lijkenbaar:
liekebaar (Q117a Waubach),
lieëkebaar (Q117a Waubach)
|
De lijkbaar [liechebaar, baar]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20464 |
lijkbidder |
lijkroeper:
lijkbidder
liekrooper (Q117a Waubach),
roeper:
rooper (Q117a Waubach)
|
het overlijden aanzeggen; wat is de benaming voor de persoon die dat deed? [VC 30 (1964)] || lijkbidders; wordt het overlijden aangezegd door de naaste buren of door lijkbidders? Hoe heten deze (aanzeggers, aansprekers, groeveneugers, uitingstneugers, lijkers, enz.)? (duidelijk vermelden of deze naam op de buren of op de lijkbidders slaat) [VC 03 (1937)]
III-2-2
|
20465 |
lijkbidders |
lijkbidder:
lijkbidders (Q117a Waubach),
voorop
lijkbidders (Q117a Waubach)
|
benaming voor mensen met officiële/bijzondere functie die in de lijkstoet meeliepen [VC 30 (1964)]
III-2-2
|
24068 |
lijkboog |
dodenboog:
dr doeëdeboag (Q117a Waubach),
lijkenboog:
lieëkeboag (Q117a Waubach)
|
De in de kerk opgestelde boog bij een lijkdienst, lijkboog [doeëdeboaëg, boaëg]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20254 |
lijkenhuisje |
dodenhuisje:
t doeëdehüske (Q117a Waubach),
lijkenhuisje:
liehkehüske (Q117a Waubach)
|
Het gebouwtje op of bij het kerkhof, waar de lijkbaar staat en waar men vroeger zo nodig een lijk tijdelijk onderbracht [lijkenhuisje, liek(e)huuske, dodenhuisje, doeëdehuus-je?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20466 |
lijkwagen |
dodenwagen:
doeëdewaan (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach,
Q117a Waubach),
dr doeëdewaan (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach,
Q117a Waubach),
doodswagen:
dr doeëdswage (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach,
Q117a Waubach),
lijkenwagen:
lieëkewaan (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach,
Q117a Waubach)
|
de lijkwagen [doeëdewaan] [N 96D (1989)] || het plein vóór de kerk [kerkplaats, kerkplein, plei] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
30612 |
lijmverf |
lijmverf:
li.m[verf] (Q117a Waubach)
|
Verf die als bindmiddel lijm bevat. Wegens de oplosbaarheid van de lijm in water kan lijmverf slechts binnenshuis worden toegepast. Lijmverf werd in Q 121 gebruikt voor het schilderen van plafonds en het bovendeel van wanden in gangen en trappehuizen. De verf werd samengesteld uit luchtstofkrijt, water en beenderlijm. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [N 67, 22; div.]
II-9
|
22329 |
lijn waar het spel begint |
schraam:
sjroam (Q117a Waubach)
|
De lijn waar bepaalde spelen beginnen [meet, mark, schreef, schram, erke, aanbrak, ambrok, lambrak, doodmeet]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
30588 |
lijnolie |
lijnolig:
li.nǫalex (Q117a Waubach)
|
Plantaardige, vette, drogende olie, gebruikt als bindmiddel voor olieverf. Lijnolie wordt gewonnen uit het zaad van de vlasplant. Gewone of rauwe lijnolie wordt voornamelijk gebruikt in grondverf en bij het mengen van verf, terwijl gekookte lijnolie en standolie doorgaans de basis vormen voor dekkende verfsoorten. Lijnolie wordt onderscheiden in vette en magere olie, in de zin van langzamer en sneller drogende olie. Zie ook de lemmata 'Lijnzaad' en 'Lijnzaadolie' in wld I.5, pag. 92, 93. [N 67, 13a; monogr.]
II-9
|