17867 |
links, linkshandig |
linkshandig:
linkshendig (Q117a Waubach)
|
Zegt men van iemand die bij voorkeur zijn linker hand gebruikt: Hij is ... [DC 50 (1975)]
III-1-2
|
17869 |
linkshandig persoon |
linkshandige, een -:
linkshendige (Q117a Waubach)
|
Zegt men van iemand die bij voorkeur zijn linker hand gebruikt: Het is een ... [DC 50 (1975)]
III-1-2
|
22881 |
linksvoor |
linksbuiten:
linksbōēte (Q117a Waubach)
|
Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
30160 |
lintvoeg |
strekvoeg:
štrɛk˲[voeg] (Q117a Waubach)
|
Horizontale voeg. Zie ook afb. 41. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(voeg)' het lemma 'Voeg'. [N 32, 29b; monogr.]
II-9
|
17617 |
lip |
lip:
lip (Q117a Waubach),
lup (Q117a Waubach)
|
lip [DC 01 (1931)], [RND]
III-1-1
|
21824 |
lispelen (slissen) |
lispelen:
Van Dale: lispelen, 1. de s en z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken; - 2. met onduidelijke, zwakke stem uiten, fluisteren.
lispele (Q117a Waubach)
|
de s en de z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken [lispelen, tispelen, strisselen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18967 |
list |
list:
list (Q117a Waubach)
|
een slimme vondst die men toepast om zijn doel te bereiken zodat daardoor een persoon misleid wordt [list, fint] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23731 |
litanie van de rozenkrans |
litanie (<lat.):
littaniej (Q117a Waubach),
n litteni-j (Q117a Waubach)
|
De litanie van O.L. Vrouw, het slot van het Rozenhoedje [littenïj, lietenïj, lieteniej, lietenej?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18051 |
litteken |
litteken:
littéke (Q117a Waubach)
|
Als een wond of zweer is genezen, blijft de plaats ervan meestal zichtbaar. Die plek noemt men dan een .... (Nederl. litteken). [DC 30 (1958)]
III-1-2
|
23438 |
liturgisch vaatwerk |
heilige vaten:
hillige vate (Q117a Waubach)
|
De heilige vaten, het liturgisch vaatwerk [kelken, cibories, monstrans]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|