34237 |
melk |
melk:
melk (Q117a Waubach),
melǝk (Q117a Waubach),
męlǝk (Q117a Waubach)
|
De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11
|
33882 |
melk van het paard |
merremelk:
mērǝmelǝk (Q117a Waubach)
|
De biest- of paardsmelk bevat ingrediënten die het veulen tegen verscheidene ziekten weerstand geven en die er bovendien voor zorgen dat het darmpek, de taaie, donkere substantie die zich in de darmen van het pasgeboren veulen bevindt (zie het lemma ''de eerste uitwerpselen van het veulen'' (5.7)), verwijderd wordt.' [N 8, 32.6 en 57]
I-9
|
34095 |
melkaders |
melkaderen:
melkǭrǝ (Q117a Waubach)
|
De aders langs de buik naar de uier. [N 3A, 118a]
I-11
|
21288 |
melkboer |
melkboer:
mɛləgbu.ər (Q117a Waubach)
|
melkboer [RND]
III-3-1
|
33778 |
melkgebit |
melktanden:
męlǝktɛŋ (Q117a Waubach),
veulentand(en):
vȳǝlǝtɛŋ (Q117a Waubach)
|
Tot twee en een half à drie jaar hebben de paarden een melkgebit of veulenstanden. De twee middelste snijtanden komen door in de eerste levensweek van het veulen (soms zijn ze bij de geboorte al aanwezig), binnen een maand of zes weken gevolgd door de snijtanden ernaast. De twee laatste snijtanden volgen tussen de zes en negen maanden, waarna het melkgebit compleet is. De veulenstanden zijn wit van kleur in tegenstelling tot het wat gelige vast gebit en lopen naar de basis toe in een punt uit. [JG 1a, 1b; N 8, 18a]
I-9
|
34079 |
melkgebit van kalveren |
kalvertanden:
kǭvǝrtɛŋ (Q117a Waubach)
|
[N 3A, 108a]
I-11
|
34346 |
melkgift van de zeug |
zoksel:
zoksǝl (Q117a Waubach)
|
[N 19, 20]
I-12
|
30780 |
melkglas |
melkglas:
melǝk˲glās (Q117a Waubach)
|
Ondoorzichtig, melkwit gekleurd glas. [N 67, 89i]
II-9
|
19514 |
melkkannetje |
melkskannetje:
milkskenke (Q117a Waubach)
|
melkkannetje waaruit men aan tafel melk schenkt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
34129 |
melkkoe |
melkkoe:
melkǫu̯ (Q117a Waubach)
|
Koe die geschikt is voor melkproductie. [N 3A, 148]
I-11
|