e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117a plaats=Waubach

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
middelvinger middelvinger: middelvinger (Waubach) Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, langelierboom, langeman). [N 84 (1981)] III-1-1
middendeel van het paard middenhand: medǝhaŋk (Waubach) De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12] I-9
middenpad middengang: middegank (Waubach) De hoofdgang, de middengang van de kerk [middenpad?]. [N 96A (1989)] III-3-3
middenrif middenrif: midderif (Waubach) Middenrif: spierachtig vlies tussen borst- en buikholte (rand, middelrif, middelvlies). [N 84 (1981)] III-1-1
middenschip middenschip: middesjip (Waubach), schip: sjip (Waubach) De hoofdruimte, de grote middelruimte van een kerkgebouw [schip, langschip, middenschip, middelsjeep?]. [N 96A (1989)] III-3-3
midvoor midvoor: midvuur (Waubach) Midvoor. [DC 49 (1974)] III-3-2
mier aamzeik: ao.mzeek (Waubach), ao.mzeik (Waubach, ... ), aomzeek (Waubach, ... ), oamzeek (Waubach), oohmzeek (Waubach, ... ) mier [zeikdemp(el), -lem, -meik, -diem, -worm, -mier, moer-, muurzeiker, aomzeiksel, aomezeik] [N 26 (1964)] || mier, alg. [DC 43 (1968)] || mier, zwarte [DC 43 (1968)] || mier. De algemene benaming? [N102 (1998)] III-4-2
mierenei aamzeikenei: oa.mzeeke-ei (Waubach), mierenei: mīēre-ei (Waubach) mierenei [zeekmoejerseike] [N 26 (1964)] III-4-2
mierenhoop aamzeikennest: ao.mzeekenè.s (Waubach) mierennest [zeekmoejersnest] [N 26 (1964)] III-4-2
mijnarts kuildokter: kuldǫktǝr (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Domaniale, Wilhelmina]) Op alle mijnen kende men een modern ingerichte verbandkamer. Onder leiding van een mijn- of bedrijfsarts werd hier voor geneeskundige behandeling gezorgd. [N 95, 952] II-5