e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117a plaats=Waubach

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mijnspoor aanleggen schenen leggen: šenǝ lɛqǝ (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Emma]), spoor leggen: špōr lɛqǝ (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Maurits]) [N 95, 696] II-5
mijnverzakking doorbrok: dørxbrux (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Laura, Julia]), verzakking: verzakking (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Zwartberg, Waterschei]), zoolbrok: zoǝlbrux (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Maurits]) Verzakking binnen het gangenstelsel. [N 95, 932] II-5
mijnwagen kuilwagen: kulwān (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Domaniale]), kuilwagentje: kulwēǝntjǝ (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Domaniale]) Vierwielig ijzeren spoorwagentje met speciale vorm waarin kolen en stenen over rails kunnen worden vervoerd. De "birouche" is een kleinere uitvoering van het mijnwagentje. De "komfaat" uit Q 121 was een extra grote mijnwagen die op de Domaniale mijn tot ongeveer 1906 werd gebruikt bij het schachtvervoer. Op een ondergronds gelegen laadpunt werden de kolen vanuit kleine wagens, die in de lage galerijen reden, overgeladen in de grotere "komfaten". Deze werden dan op de kooi geduwd om naar bovengronds te worden vervoerd (Lochtman pag. 191). Het woordtype "afgebrande" werd op de mijn Maurits gebruikt voor een halve grote wagen (Loontjens pag. 30). [N 95, 671; monogr.; Vwo 111; Vwo 114; Vwo 116; Vwo 202; Vwo 515] II-5
mijnwerker koler: kø̄ǝlǝr (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Domaniale]), koolder: kø̄ǝldǝr (Waubach), kuilman: kulma.n (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), kuilpiet: kulpit (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Laura, Julia]) De algemene benaming voor mijnwerker ondergronds en bovengronds. Naast de neutrale benamingen is er een aantal dat een bepaalde gevoelswaarde heeft. Al naargelang de gebruikssituatie drukt men daarmee scherts, spot, kameraadschappelijkheid en schelden uit. Een ander aantal heeft het karakter van bijnamen. Het is moeilijk om deze categorieēn van benamingen exact af te bakenen. Zo kon "kuilpiet" zowel een populaire benaming zijn als een scheldbenaming. De normale betekenis van "kompel" is vriend of maat, maar in de Belgische mijnen werd het in het algemeen in een negatieve betekenis gebruikt. Het woord "balt" slaat op Baltische mijnwerkers die na de Tweede Wereldoorlog in de Limburgse mijnen zijn komen werken. Het wordt als scheldwoord gebruikt (Vanwonterghem pag. 55). "Pieren" was de naam voor de mijnwerkers die uit Maastricht kwamen. [N 95, 115; monogr.; Vwo 64; Vwo 88; Vwo 187; Vwo 227; Vwo 436; Vwo 444; Vwo 516; Vwo 554; Vwo 640; Vwo 861] II-5
mijnwerkershuis kuilhuis: kulhūs (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Domaniale, Wilhelmina]) [N 95, 41a; N 95, 41b] II-5
mijt afdekken dekken: dękǝ (Waubach) De korenmijt van een dak voorzien. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Bij besteken merkt Goossens in zijn materiaal op: "meer speciaal de grote band om de kop". [N 15, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
mikken mikken: mikke (Waubach), mɛkə (Waubach), ogen: ø.gə (Waubach) lonken (mikken) [RND] || scherp kijken naar en richten op het doel dat men wil raken met een vuurwapen [mikken, mieren, aanleggen] [N 90 (1982)] III-3-1, III-3-2
millimeter, maat, 1000ste deel van een meter millimeter: millimeter (Waubach) het duizendste deel van een meter [millimeter, streep] [N 91 (1982)] III-4-4
min, voedster min: min (Waubach) voedster; een vrouw die een kind van een andere vrouw zoogt [min, voedster] [N 86 (1981)] III-2-2
minnaar liebhaber (du.): liehbhaber (Waubach), vriend: vrunk (Waubach) minnaar; iemand met wie een vrouw leeft zonder dat ze met elkaar getrouwd zijn [minnaar] [N 86 (1981)] III-2-2