e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117a plaats=Waubach

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mondharmonica mondharmonica: mongkharmonneka (Waubach), monica: monneka (Waubach) Het muziekinstrument dat langs de mond op en neer bewogen wordt en waarop geluid gemaakt kan worden door blazen en zuigen [fiep, moelfiep, noeneke, mondharmonika, muziek]. [N 90 (1982)] III-3-2
mondstuk mondstuk: moŋksjtøk (Waubach) Het mondstuk van een muziekinstrument [ammezuur, hap]. [N 90 (1982)] III-3-2
mondvol mondvol: monkvol (Waubach) de hoeveelheid vloeistof of voedsel die men in één keer in de mond kan nemen [mondvol, moffel] [N 91 (1982)] III-4-4
monnik monnik: monnik (Waubach, ... ), pater (lat.): pater (Waubach) Een monnik [munnik]. [N 96D (1989)] III-3-3
monstrans monstrans (lat.): monstrans (Waubach) Een monstrans, een gouden of zilveren, meestal zonvormig vaatwerk waarin de H. Hostie ter aanbidding wordt uitgesteld. [N 96B (1989)] III-3-3
monteur monteur: monteur (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Wilhelmina]) Vakman op de mijn die machines, leidingen en apparaten ineenzet en ook repareert. [N 95, 147] II-5
mooi pratend het paard op de nek kloppen foenesen: foenesen (Waubach) [N 8, 103e] I-9
mooi, helder weer schoon weer: schun weer (Waubach), ⁄t is sjun weer (Waubach) mooi weer zijn, gezegd van het weer [weren] [N 81 (1980)] III-4-4
moordkruis moordkruis: moordkrüts (Waubach) Een veldkruis opgericht op de plaats waar iemand vermoord werd [mòòrd-kruus, zoenkruis?] . [N 96A (1989)] III-3-3
moot vis moot: moot (Waubach) moot; Hoe noemt U: Een snede vis (moot, mook) [N 80 (1980)] III-2-3