32963 |
nascharder |
bijreker:
bijreker (Q117a Waubach)
|
Degene die het achtergebleven hooi bijeenharkt. [A 34, 4; add. uit N.14, 122]
I-3
|
33097 |
nascharren, naoogsten |
reken:
rɛ̄kǝ (Q117a Waubach)
|
De akker naoogsten met een rijf of houten hark. De boer deed dit doorgaans zelf, in tegenstelling tot het aren lezen dat dan door anderen werd gedaan. Zie de toelichting bij het lemma ''aren lezen'' (5.2.4). [N 15, 38a; JG 1a, 1b; L 34, 40; monogr.; add. uit N 15, 35; N 18, 93]
I-4
|
33706 |
natuurlijke waterloop |
beek:
bē̜k (Q117a Waubach),
ruis:
rūš (Q117a Waubach),
vliet:
vlēt (Q117a Waubach),
vlɛt (Q117a Waubach)
|
Natuurlijke, smal stromende waterloop. [N 27, 25; N 27, 24; A 2, 48; A 10, 21; A 20, 1d; A 20, 1c; AGV, m1; L 24, 17; L 24, 27; L 33, 10; L 37, 15; R I, 23; S 33; monogr.]
I-8
|
25012 |
nauw, eng |
eng:
ing (Q117a Waubach)
|
klein van in- of doorgang, niet wijd, met weinig ruimte [bekremmeld, eng, strang, nauw] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18909 |
nauwgezet; nauwgezet persoon |
precies:
precies (Q117a Waubach),
precieze, een -:
van een persoon
ənə prəsīēzə (Q117a Waubach),
schoon:
van een werk
sjən (Q117a Waubach),
secuur:
sekuur (Q117a Waubach)
|
Hij is op zijn punt - sekuur (a.gezegd v.e. persoon; b.v.e. werk) [RND] || met zorg en aandacht te werk gaand, niet slordig of oppervlakkig [consciëntieus, secuur, precies, weiger] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17766 |
navel |
navel:
navel (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach)
|
navel [DC 02 (1932)] || Navel: het litteken van de navelstreng midden op de buik (nakker, nagel, navel). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
20282 |
navelbandje |
navelbandje:
naavelbentje (Q117a Waubach)
|
navelbandje [nagelbendje] [N 25 (1964)]
III-2-2
|
20361 |
neef |
neef:
neen
neeëf (Q117a Waubach)
|
neef; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van neven (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achterneven?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
27173 |
neerbraak |
neerbrok:
nērbrux (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Domaniale])
|
Een blinde schacht die in benedenwaartse richting wordt gedreven. Zie ook de semantische toelichting bij de lemmata Blinde Schacht, Tussenschacht en Opbraak. [N 95, 184; N 95, 78; monogr.; Vwo 544]
II-5
|
24347 |
neet, luizenei |
neet:
nīē.t (Q117a Waubach)
|
neet, luizenei [N 26 (1964)]
III-4-2
|