30705 |
olieverven |
verven:
[verven] (Q117a Waubach)
|
Schilderen met olieverf. [N 67, 66a]
II-9
|
23150 |
olifant |
olifant:
Karte 109.
olifant (Q117a Waubach)
|
Elefant.
III-3-2
|
17916 |
omarmen |
omspannen:
umsjpanne (Q117a Waubach)
|
omvatten, Met gestrekte armen ~ (vademen, omvademen, spannen, omarmen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
27781 |
ombraak |
ombrok:
ømbrux (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Maurits]),
umbrok:
umbrux (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Een gang om de hoofdschacht dienend voor het omleiden van het vervoer. [N 95, 185; N 95, 695; N 95, add.; Vwo 251; Vwo 548; Vwo 552; monogr.]
II-5
|
23455 |
omgang van de toren |
omgang:
umgank (Q117a Waubach),
rondgang:
rònkgank (Q117a Waubach)
|
De omgang, de trans van de toren. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
33745 |
omheinen |
afrasteren:
āfrastǝrǝ (Q117a Waubach),
heg zetten:
hɛk zɛtǝ (Q117a Waubach)
|
Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.]
I-8
|
19711 |
omheining |
tuin:
tū.n (Q117a Waubach),
tūn (Q117a Waubach)
|
De omheining in het algemeen. [N 14, 62; N 14, 67; S 11, 13; L 19B, 5a; A 25, 5; RND 8, 20; Gwn 16, 11; monogr.]
I-8
|
23479 |
omheining van het kerkhof |
kerkhofsmuur:
kirkhofsmoeër (Q117a Waubach)
|
De muur, de omheining van het kerkhof [toen, toun, tuun?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
33737 |
omheining van ijzeren spijlen |
stanketsel:
staŋkɛtsǝl (Q117a Waubach)
|
Omheining van ijzeren spijlen of staven. [A 25, 4e]
I-8
|
33736 |
omheining van opstaande latjes |
hek:
hēk (Q117a Waubach)
|
Omheining getimmerd van opstaande latjes, meestal rond een tuin of hof. [A 25, 4d; monogr.]
I-8
|