id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
33851 | op hol slaan | op (de) loop gaan: ǫp dǝ lø̄p gǭ (Waubach), op loop slaan: ǫp lø̄p šlǭ (Waubach) | Aan het hollen gaan, niet meer aan het commando gehoorzamen. [JG 1a, 1b; N 8, 81f] I-9 |
27155 | op hopen zetten | opperen: ǫpǝrǝ (Waubach) | Het bijeenwerken in hopen die aanzienlijk groter zijn dan heukelingen, maar nog niet zo groot als oppers. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de hoop, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van ø...ŋ verwezen naar de woordtypen van het lemma ''hoop, tussen heukeling en opper''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''hoop, tussen heukeling en opper''.' [N 14, 107] I-3 |
32927 | op oppers zetten, opperen | huisteren: hūstǝrǝ (Waubach), op huisters zetten: ǫp [huisters] ˲zętǝ (Waubach) | Het bijeenwerken in de grootste soort hooihopen, oppers, die in het veld en direct op de grond, worden gemaakt; ze kunnen wel tot 3 meter hoog worden opgezet. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de opper, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van ø...ŋ verwezen naar de woordtypen van het lemma ''opper''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''opper''.' [N 14, 111; JG 1a, 1b; monogr.] I-3 |
21197 | op reis gaan | op reis zijn: op rees zieë (Waubach) | op reis gegaan zijn [te mantij zijn] [N 90 (1982)] III-3-1 |
23675 | op retraite gaan | in retraite (fr.) zijn: i retrait zieje (Waubach), naar retraite (fr.) gaan: noa retrait goa (Waubach), op retraite (fr.): op retrait (Waubach) | In retraite gaan, in retraite zijn. [N 96B (1989)] III-3-3 |
32920 | op rijen zetten | gemaden maken: gǝmār mākǝ (Waubach), op strepen trekken: ǫp štrīpǝ trękǝ (Waubach) | Het uitgespreide gras dat de eerste droging heeft ondergaan bijeenwerken tot rijen of langwerpige heuveltjes. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi of gras. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de rij, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van (...) verwezen naar de woordtypen van het lemma ''rij, wiers''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''rij, wiers''. Achter in het lemma staan dan de werkwoorden bijeen die geen formeel verband met de benamingen voor de rij hebben. De kaart bevat de denominatieven van de heteroniemen voor rij, wiers en de werkwoordelijke uitdrukkingen met die heteroniemen, ook geordend zoals in het lemma ''rij, wiers''. [N 14, 100; JG 1b, 1c, 2c; A 10, 18; L 38, 36; monogr.] I-3 |
29978 | op steigerhoogte | op steigerhoogte: op štī.gǝrhȳxtǝ (Waubach) | Gezegd van metselwerk dat zover is gevorderd, dat men gebruik moet gaan maken van een steiger of de bestaande steiger moet gaan verhogen. [N 31, 46b; monogr.] II-9 |
22368 | op stelten lopen | steltlopen: sjtelt lope (Waubach) | Op stelten lopen [stelten]. [N 88 (1982)] III-3-2 |
25653 | opbakken | opwarmen: opwɛrmǝ (Waubach) | In N 29, 79b werd gevraagd naar de wijze waarop men oud brood opbakte. De antwoorden op deze vraag zijn verwerkt in deze semantische toelichting. Een veel voorkomende methode van opbakken is het brood nat maken met b.v een borstel. Vervolgens wordt het in de oven gelegd totdat het doorwarmd is. Dit duurt zo''n 5 à 10 minuten. Men kan het brood ook opstomen. Als de oven tamelijk warm is, gooit men er een pot water in. Het water verdampt en het brood zet men 5 à 10 minuten in de oven. Men kan het brood ook v√≥√≥r of na het gewone bakken, wanneer de oven niet zo heet is, in de oven leggen gedurende tien minuten. Na het eruithalen legt men het brood onder een doek, zodat men de warmte en de wasem erin laat dringen.' [N 29, 97a; N 29, 97b; monogr.] II-1 |
17913 | opbergen | opbergen: òpberge (Waubach), opruimen: oprumen (Waubach) | opbergen [DC 38 (1964)] III-1-2 |