28052 |
pin, puntijzer |
pin:
pēn (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Maurits]),
spitsijzer:
špetsīzǝr (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Domaniale])
|
De pinvormige ijzeren steekbeitel van de luchthamer. [N 95A, 7; N 95, 760 add.; N 95, 736; monogr.; Vwo 68; Vwo 362; Vwo 604]
II-5
|
17670 |
pink |
pink:
pink (Q117a Waubach)
|
Pink, de vijfde, kleinste vinger (pinkel, pinker, pink, petieter, piepzakje). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
24881 |
pinksterbloem |
mariabloempje:
mariablø̜mkǝ (Q117a Waubach),
meibloempje:
męi̯blø̜mkǝ (Q117a Waubach),
pinksterbloem:
peŋkstǝrblom (Q117a Waubach)
|
Cardamine pratensis L. Een algemeen voorkomend, veldkersachtig plantje in graslanden, bermen en aan waterkanten met witte tot vaag lilagekleurde kruisbloempjes in trossen op een hol stengeltje en dun blad dicht bij de grond. Het bloeit van april tot juni en varieert in hoogte van 15 tot 50 cm. Niet te verwarren met de (echte) koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi L.; zie het lemma Echte Koekoeksbloem), die op dezelfde plaatsen groeit, maar roze-rode bloempjes heeft met gespleten kroonbladeren. Kroenekraan is de plaastelijke benaming van de kraanvogel. [N 37, 16f; A 17, 3; A 49B, 3; monogr.]
I-5
|
22584 |
pinksterbruid |
pinksterbloem:
pinksterblom (Q117a Waubach)
|
De met bloemen en sieraden getooide pinksterbruid die met Pinksteren wordt gekozen en die dan rondgedragen wordt, waarbij wordt gezongen en geld wordt ingezameld [pinksterbloem, pinksterbruid]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23287 |
pinksteren |
pinkst:
Pinkst (Q117a Waubach),
pinksten:
Pinkste (Q117a Waubach),
pinksteren:
Pinkstre (Q117a Waubach)
|
Pinksteren, de vijftigste dag na Pasen [Sinksen, Pinkste]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
24364 |
pissebed |
dik varken:
oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)
dik verke (Q117a Waubach),
varkentje:
Veldeke
verksjke (Q117a Waubach)
|
Hoe noemt u de keldermot, pissebed (kelderoog, varkentje, stekelvarken, steenmot, zespoter, varkensbeest) [N 83 (1981)] || pissebed, keldermot [GV K (1935)]
III-4-2
|
28226 |
pit |
sok:
sǫk (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Domaniale]),
wiek:
wek (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Domaniale, Wilhelmina])
|
De lampepit van de veiligheidslamp. [N 95, 249; N 95, 243; monogr.]
II-5
|
33570 |
pit van een steenvrucht |
kern:
Veldeke
keer (Q117a Waubach)
|
De pit van een steenvrucht (kern, steen, pit, baak, teel, kelling). [N 82 (1981)]
I-7
|
33495 |
pit, kern van fruit |
kern:
keər (Q117a Waubach)
|
[RND 08]
I-7
|
24974 |
plaats maken |
plaats maken:
plaatsj make (Q117a Waubach)
|
ruimte beschikbaar maken [plaats maken, schavelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|