24302 |
restant vissen |
forel:
forel (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach),
zalm:
zalm (Q117a Waubach)
|
forel [N102 (1998)] || zalm [N100 (1997)]
III-4-2
|
24230 |
restant vogels |
doffer:
doeffer (Q117a Waubach),
eend:
brilduiker: wit en zwarte eend, de woerd heeft een ronde witte veer naast zijn oog; het wijfje is grijs met bruine kop (brilduiker, duikelder)
end (Q117a Waubach),
krakeend: donkere grijsbruine zwemeend met witte vleugelspiegel (kraker, krakeend, krek, schar, krak, kreest, krust)
end (Q117a Waubach),
krooneend: eend met grote roodbruine kop en een rode snavel; het wijfje heeft slechts een bruine kop (krooneend, kroonkop)
end (Q117a Waubach),
witoogeend: roodbruin duikeendje, verwant met de kuifeend (bruintje, witoogeend, duikelder)
end (Q117a Waubach)
|
brilduiker [N 83 (1981)] || duiventil || krakeend [N 83 (1981)] || krooneend [N 83 (1981)] || witoogeend [N 83 (1981)]
III-4-1
|
28039 |
restkool |
restkolen:
ręskoǝlǝ (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Domaniale])
|
Een hoeveelheid kool die, door welke oorzaken dan ook, niet ontgonnen wordt. Het woordtype "kant" werd volgens Lochtman (pag. 190) op de Domaniale mijn nog tot in de jaren 1920-1930 gebruikt. [N 95, 518; monogr.]
II-5
|
23674 |
retraite |
retraite (fr.):
retrait (Q117a Waubach),
retraite (Q117a Waubach)
|
Enige dagen van geestelijke afzondering en gebed in een klooster of een daarvoor bestemd huis [retraite?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23677 |
retraitehuis |
retraitehuis:
e retraitehoês (Q117a Waubach),
retraitehoeës (Q117a Waubach)
|
Een huis of inrichting waar retraites worden gehouden, retraitehuis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18085 |
reumatiek |
reumatiek:
rummetiek (Q117a Waubach)
|
Reumatiek: aandoening van spieren en gewrichten met veel pijn (flerecijn, rumatis, vliegende vaan, rimmetiek, krimmetiek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20633 |
reuzel, bladvet |
reuzel:
reuzel (Q117a Waubach)
|
Ongesmolten varkensvet, reuzel, (vlieze, vieze, vizze, reuzel?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17655 |
rib |
rib:
rib (Q117a Waubach)
|
rib, ribben [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25015 |
ribbel |
ribbel:
riebbel (Q117a Waubach)
|
een smalle, langwerpige verhoging aan een voorwerp [ribbel, ril, reef, rif] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
31732 |
ribhout |
keper:
kēǝpǝr (Q117a Waubach)
|
Benaming voor een plank met een afmeting van ongeveer 7 x 7 cm (3 x 3 duim) tot ongeveer 15 x 20 cm (6 x 8 duim). [N 50, 73m; monogr.]
II-12
|