e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117a plaats=Waubach

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sacristie sacristie: de sacristi-j (Waubach), sakkristie (Waubach) Het tegen de kerk aangebouwde vertrek of gebouwtje, waar de priester en de dienaren zich voor de dienst gereedmaken [gerfkamer, sakristij, sacristie?]. [N 96A (1989)] III-3-3
salomonszegel meibloem: Veldeke  meiblom (Waubach) Salomonszegel (polygonatum officinalis). Een 20 tot 50 cm grote plant met een dikke, witte wortelstok; de bladeren zijn verspreid, langwerpig ovaal; de bloemen groeien in trosjes van 1 of 2 bij elkaar, zelden meer, gesteeld, smal klokvormig, wit met groen [N 92 (1982)] III-4-3
salueren aanslaan: aasjlooè (Waubach), salueren (<fr.): saloeëre (Waubach) groeten van soldaten (salueren) [N 102 (1998)] III-3-1
samenspannen samenspannen: samesjpanne (Waubach) samenspannen met iemand [heulen, houden] [N 90 (1982)] III-3-1
sanctus sanctus (lat.): sanctus (Waubach), t sanctus (Waubach) Het (vaste) misgezang dat op de prefatie volgt, het sanctus. [N 96B (1989)] III-3-3
sandaal sandaal: sendaal (Waubach) sandaal [N 24 (1964)] III-1-3
sap in planten sap: Veldeke  sap (Waubach) Het vocht dat zich in planten of plantendelen bevindt of eruit verkregen is (sap, tocht). [N 82 (1981)] III-4-3
sap van een vrucht sap: Veldeke  sap (Waubach, ... ) Het sap van een vrucht (sap, tocht). [N 82 (1981)] || Het vocht dat zich in planten of plantendelen bevindt of eruit verkregen is (sap, tocht). [N 82 (1981)] I-7
saus saus: saoz (Waubach) saus [RND] III-2-3
sauslepel sauslepel: sàòslepel (Waubach) lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1