23321 |
sacristie |
sacristie:
de sacristi-j (Q117a Waubach),
sakkristie (Q117a Waubach)
|
Het tegen de kerk aangebouwde vertrek of gebouwtje, waar de priester en de dienaren zich voor de dienst gereedmaken [gerfkamer, sakristij, sacristie?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24746 |
salomonszegel |
meibloem:
Veldeke
meiblom (Q117a Waubach)
|
Salomonszegel (polygonatum officinalis). Een 20 tot 50 cm grote plant met een dikke, witte wortelstok; de bladeren zijn verspreid, langwerpig ovaal; de bloemen groeien in trosjes van 1 of 2 bij elkaar, zelden meer, gesteeld, smal klokvormig, wit met groen [N 92 (1982)]
III-4-3
|
21571 |
salueren |
aanslaan:
aasjlooè (Q117a Waubach),
salueren (<fr.):
saloeëre (Q117a Waubach)
|
groeten van soldaten (salueren) [N 102 (1998)]
III-3-1
|
21332 |
samenspannen |
samenspannen:
samesjpanne (Q117a Waubach)
|
samenspannen met iemand [heulen, houden] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23642 |
sanctus |
sanctus (lat.):
sanctus (Q117a Waubach),
t sanctus (Q117a Waubach)
|
Het (vaste) misgezang dat op de prefatie volgt, het sanctus. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18294 |
sandaal |
sandaal:
sendaal (Q117a Waubach)
|
sandaal [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24682 |
sap in planten |
sap:
Veldeke
sap (Q117a Waubach)
|
Het vocht dat zich in planten of plantendelen bevindt of eruit verkregen is (sap, tocht). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33584 |
sap van een vrucht |
sap:
Veldeke
sap (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach)
|
Het sap van een vrucht (sap, tocht). [N 82 (1981)] || Het vocht dat zich in planten of plantendelen bevindt of eruit verkregen is (sap, tocht). [N 82 (1981)]
I-7
|
21028 |
saus |
saus:
saoz (Q117a Waubach)
|
saus [RND]
III-2-3
|
19572 |
sauslepel |
sauslepel:
sàòslepel (Q117a Waubach)
|
lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|