33861 |
bij het stappen de hoeven niet voldoende opheffen |
sloffen:
šlufǝ (Q117a Waubach)
|
[N 8, 80]
I-9
|
33858 |
bij het stappen de voeten naar binnen keren |
haaks:
hǭks (Q117a Waubach),
toontreder:
tūntrɛnǝr (Q117a Waubach)
|
De hoeven staan haaks of op zijn Vlaams, in tegenstelling met de Franse stand (zie het vorige lemma). [N 8, 72 en 86]
I-9
|
21863 |
bij opbod verkopen |
afroepen:
aafrope (Q117a Waubach)
|
bij opbod verkopen (aan de meest biedende) op een veiling [roepen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
23756 |
bijbel |
bijbel:
bieëbel (Q117a Waubach),
dr biêbel (Q117a Waubach)
|
De bijbel [biebel]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23757 |
bijbelen |
bijbelen:
bieëbele (Q117a Waubach)
|
Voortdurend en/of langdurig zitten lezen [biebele]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18907 |
bijdehante vrouw; bijdehand |
veeg:
veëg (Q117a Waubach)
|
een vrouw die bijdehand is, die vlug van begrip en handig is [haalover, herp, veeg] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21841 |
bijeenleggen |
bijeenleggen:
bi-j ee legke (Q117a Waubach)
|
gezamenlijk geld bijeenleggen om iets te kunnen drinken [lappen, fineren] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
32708 |
bijeenploegen |
opeenaan ploegen:
ǫp˱ē(n)ã [ploegen] (Q117a Waubach),
opeenaan slaan:
ǫp˱ē(n)ã. šlǭ ̝ǝ (Q117a Waubach)
|
Bijeenploegen is de manier van ploegen (met een niet-wentelbare ploeg), waarbij de voren van twee kanten naar het midden van de akker worden omgekeerd. Men begint in het midden van de akker, waar men twee voren tegen elkaar ploegt. Vervolgens ploegt men de 3e voor tegen de Ie aan, de 4e tegen de 2e, de 5e tegen de 3e, enz. Na iedere voor gaat men, terwijl men de ploeg laat slepen, over de keerstrook naar de andere helft van de akker, om daar de volgende voor te ploegen. Die sleepweg wordt langer, naarmate het ploegwerk vordert. Laaggelegen en natte akkers werden in het midden gewoonlijk wat hoger aangeploegd. Termen met rug lijken daarop te wijzen. Wat de typen in de middel beginnen, in de middel aanschieten, in de midland aanschieten e.d. betreft, die de bedoelde ploegwijze benoemen naar of ook bruikbaar zijn voor het ploegen van de eerste voren daarbij, zie men ook het lemma De Eerste Voor Ploegen, onder B. [N 11, 49; N 11A, 119a; JG 1a + 1b + 1c; A 33, 1a + b; monogr.]
I-1
|
33088 |
bijgooier |
bijwerper:
biwɛrpǝr (Q117a Waubach)
|
De bijgooier is de tussenpersoon tussen de afsteker van de wagen en de tasser in de schuur. Zie de toelichtingen bij de lemma''s ''graan stapelen in de schuur'' (5.1.11) en ''afsteker'' (5.1.12). [N 15, 50; monogr.]
I-4
|
19689 |
bijkeuken, achterkeuken |
kabèuschen:
kabuiske (Q117a Waubach),
spinde:
špeŋ (Q117a Waubach)
|
klein achterkeukentje, bergruimte || kleine achterkeuken
III-2-1
|