27689 |
smeerder |
smerer:
šmiǝrǝr (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Julia])
|
Wagensmeerder. [N 95, 153]
II-5
|
18978 |
smeerpoes |
viezerik:
vieëzerik (Q117a Waubach)
|
iemand die er altijd vuil en onverzorgd uitziet [smeerpoes, vuillak, vetkees] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19073 |
smeken |
smeken:
sjmeke (Q117a Waubach)
|
nederig en dringend vragen [permitteren, pernegracie, spelen, bidden, smeken] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
24886 |
smele |
smele:
šmēǝlǝ (Q117a Waubach)
|
Deschampsia Beauv. In het gebied van het WLD komen van deze grassoort met wijduitstaande aren twee soorten vrij algemeen voor: de ruwe smele (Deschampsia cespitosa (L.) Beauv.) en de hierbij afgebeelde bochtige smele (Deschampsia flexuosa (L.) Trin.) De eerste komt in pollen voor op vochtige gronden en wordt 30 tot 150 cm hoog; de tweede op droge gronden en wordt 30 tot 70 cm hoog. De benamingen slaan in sommige plaatsen speciaal op de halmen.
I-5
|
19421 |
smeulen |
gloeien:
glu-jje (Q117a Waubach)
|
Zacht, langzaam branden zonder vlammen (smeulen, gloeien, veunzen, vrenzen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
21728 |
smokkelen |
smokkelen:
sjmoekkele (Q117a Waubach)
|
verboden goederen, of goederen waarover rechten betaald moeten worden heimelijk over de grens brengen [lörzen, maroderen, smokkelen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23497 |
smokkelkruis |
grenskruis:
grenskrüts (Q117a Waubach)
|
Een veldkruis in de buurt van een grensovergang [smokkelkruis?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
28187 |
smoordeur |
smoordeur:
šmōrdy.ǝr (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Eisden])
|
Luchtdeur die voorzien is van een schuif of opening waardoor de hoeveelheid door te stromen lucht geregeld kan worden. [N 95, 216]
II-5
|
20493 |
smullen |
smikkelen:
smikkele (Q117a Waubach)
|
smullen; Hoe noemt U: Lekker eten, met veel plezier eten (smullen, smikkelen, snollen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
29118 |
snaar |
draad:
drǫw.t (Q117a Waubach)
|
Elk der beide rolronde, zeer smalle koorden of banden of riemen die dienen om de beweging van het drijfwiel over te brengen op vleugel en klos. Volgens de informant van L 291 loopt de snaar dubbel over het vliegwiel en een grote of kleine schijf aan de vleugel. Hierdoor loopt de vleugel langzamer rond de klos, zodat het garen opgewonden wordt. [N 34, B2; N 34, B3]
II-7
|