21545 |
sprookje |
kinderkal:
kingerkal (Q117a Waubach)
|
een kindervertelsel [spruik] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21007 |
spruiten |
spruitjes:
sjpruutjes (Q117a Waubach)
|
spruitkool, spruiten als gerecht [N Q (1966)]
III-2-3
|
24516 |
spruiten, uitbotten |
uitbotten:
Veldeke
oeëtbotte (Q117a Waubach)
|
Uitlopers krijgen, loten vormen, gezegd van planten, bomen (spruiten, uitbotten). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33637 |
spruitkool, spruitje |
spruitje:
sjpruutjes (Q117a Waubach)
|
[N Q (1966)]
I-7
|
17910 |
spuiten |
sprietsen:
schprietse (Q117a Waubach),
sjprietse (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach),
spritsen (<du.):
sjprietse (Q117a Waubach)
|
persen, Met kracht vloeistof door een nauwe opening ~ (spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen). [N 84 (1981)] || spuiten, met kracht door een nauwe opening naar buiten geperst worden, gezegd van water [spruiten, spritsen, sprietelen] [N 81 (1980)] || vloeistof met kracht door een nauwe buis naar buiten persen [spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen] [N 91 (1982)]
III-1-2, III-4-4
|
33266 |
spurrieschoof |
bussel:
bøsǝl (Q117a Waubach),
garve:
gɛrf (Q117a Waubach)
|
Pas gemaaide en gebonden spurrieschoof. In L 164, 266, 270, 289*, 289b, 290, 291, 320, 325 en 387 wordt opgemerkt dat spurrie niet werd gebonden, maar op staken gezet. De zegsman uit L 320 is uitvoerig: "De spurrie werd vroeger gedroogd aan stokken met de lengte van bonestaken, echter dikker. Onder om deze ¯spörriestaek¯ werd eerst een strowis strak vastgebonden, tegen het afzakken van de spurrie. De te drogen spurrie werd vervolgens in lange losse rollen gewikkeld en om de staken gedraaid. In latere tijd -na de tijd dat de spurrie op spörriestaek werd gedroogd- had men een andere methode: gewone bonenstaken werden schuin en dicht naast elkaar tegen een muur of meestal tegen een tuinheg (betere droging) gezet. Hier werd de spurrie los opgestapeld. Deze noemde men ɛhalleɛ. [N 15, 18f]
I-5
|
19428 |
spuwbakje, kwispedoor |
spuibakje:
sjpu-jbeksjke (Q117a Waubach)
|
Spuwpotje of -bakje (spuwbakje, tufbak, speekbak, kwispedoor, kwispeldoer) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
21526 |
staal |
monster:
monster (Q117a Waubach),
staal:
sjtoal (Q117a Waubach)
|
kleine hoeveelheid van een koopwaar die aan de koper getoond wordt om hem over de kwaliteit te laten oordelen [staal, monster, kantje] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
30679 |
staalborstel |
staalborstel:
štǭlbøštǝl (Q117a Waubach)
|
Borstel van staaldraad die onder meer wordt gebruikt bij het roestvrij maken van ijzer. [N 67, 57]
II-9
|
17819 |
staan |
staan:
sjtowĕ (Q117a Waubach)
|
staan [DC 02 (1932)]
III-1-2
|