27789 |
steenpost, steenfront |
steenpost:
štēpǫs (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Domaniale, Wilhelmina])
|
Werkpunt in de mijn in het steriele gesteente. De werkzaamheden daar werden volgens een informant uit Q 121 door de steenhouwer verricht. [N 95, 794; N 95, 793; N 95, 792; Vwo 734; monogr.; N 95, 398]
II-5
|
27649 |
steenpuist |
kruipknie:
kr˙ūǝpknīj (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Eisden]),
zweer:
žw˙ēǝr (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Als gevolg van veel kruipen in lage pijlers konden steenpuisten ontstaan. [N 95, 958]
II-5
|
18111 |
steenpuist, bloedzweer |
bloedzweer:
bloodzjweer (Q117a Waubach)
|
Bloedzweer: pijnlijke, rode, meestal in de nek of oksel optredende huidontsteking (kwader, negenoog). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
28002 |
steenriffel |
leisteen:
lęjštē (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
steenlaag:
štēl ̇ōǝx (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Willem-Sophia]),
zandriffel:
zaŋkrefǝl (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]),
zandsteen:
zankštē (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Julia])
|
Dunne afzetting van lei, zandsteen of mergel in de steenkoollaag zelf, dus een onvruchtbare tussenlaag. Het woordtype "grijze" werd door de invuller uit Q 121 gebruikt voor zeer harde, grijze zandsteen. De opgave "lits" (Q 101) is van toepassing op leisteen tussen de steenkoollagen. [N 95, 179; N 95, 529; monogr.; Vwo 345; Vwo 364; Vwo 399; Vwo 686; Vwo 739; Vwo 741; Vwo 869]
II-5
|
30095 |
steense muur |
éénsteense muur:
ēštēs mōr (Q117a Waubach)
|
Muur waarvan de dikte gelijk is aan de lengte van één metselsteen. Zie ook afb. 38, 39, 40. Zie voor de fonetische documentatie van het woord en woorddeel '(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 37b; monogr.]
II-9
|
25502 |
steensoort die bij het bouwen van de oven is gebruikt |
brikken:
brekǝ (Q117a Waubach)
|
Uit de opgaven blijkt dat niet steeds dezelfde steensoort wordt gebruikt bij het bouwen van de ovn. Ook wordt voor de binnenkant wel een andere steen gebruikt dan voor de buitenkant. Zo merkt de respondent van Q 113 op dat brikkenstenen voor de buitenkant en steensoort uit königswinter voor de binnen-kant benut worden. De woordtypen "leem", "zonnebakkersleem", pijpaarde", "chamotte" duiden op de grondstof en niet op de steensoort. Volgens de respondent van L 270 vormen vuurvaste tegels de vloer. In ditzelfde vlak moet men de woordtypen "plavuizen" en "leemplavuizen" interpreteren. Voor een uitgebreidere technische beschrijving van de ovenbouw zie men o.a. J. Weyns, Bakhuis en broodbakken in Vlaanderen, blz. 22 e.v. [N 29, 1c; monogr.]
II-1
|
27852 |
steenstof strooien |
loker strooien:
loǝkǝr štrø̜jǝ (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Domaniale, Laura, Willem-Sophia, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Emma, Maurits])
|
Het bestrooien van de omgeving van de boor- of schietgaten met steenstof om mijngasexplosies tegen te gaan. De steenstofbestrooiing geschiedt vóór het laden van de schietgaten. [N 95, 403]
II-5
|
28205 |
steenstof, steenmul |
steenstub:
štēštøp (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Domaniale, Wilhelmina])
|
Fijne deeltjes van het gesteente die loskomen bij het boren of instortingen. Steenstof is gevaarlijker dan kolenstof. Bij inademing kan steenstof oorzaak zijn van stoflongziekte of silicose. [N 95, 770; monogr.; N 95, 780; Vwo 161; Vwo 164; Vwo 165; Vwo 623; Vwo 625; Vwo 748]
II-5
|
24251 |
steenuil |
koetsje:
kuutsjke (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach),
steenuil:
sjtee-uul (Q117a Waubach)
|
steenuil || uil: steenuil (22 vrij klein en afgerond; veel bij boerderijen, knotwilgen en schuurtjes; roep [wieuw, wieuw] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
27758 |
steenwerk |
steenwerk:
štēwɛrǝk (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Emma])
|
Alle werken die in het gesteente, dus buiten de steenkoollagen, worden aangelegd. Daartoe behoren onder meer het delven van schachten, het drijven van steengangen, het maken van tussenschachten, op- en neerbraken en diverse ondergrondse ruimten als pompenkamers (Handboek H pag. 99). [N 95, 792; monogr.]
II-5
|