id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
25212 | stille regen | stille regen: schtille reën (Waubach) | stille regen (vooral met sneeuw) [slek] [N 81 (1980)] III-4-4 |
34018 | stilstaan | hu(j): hȳi̯ (Waubach) | Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.] I-10 |
17738 | stinken | bullen: bülle (Waubach), muffen: müffe (Waubach), stinken: sjtinke (Waubach) | Stinken: een vieze reuk van zich geven (stinken, rieken, ruiken, muffen, dassen). [N 84 (1981)] III-1-1 |
31693 | stobbe | stronk: štroŋk (Waubach) | Stronk van een gekapte boom die met het wortelstelsel nog in de grond zit. [N 50, 7e; N 75, 87c; A 45, 35; N 16, add.; monogr.] II-12 |
19708 | stoel | bok: bǫk (Waubach [(Laura / Julia)] [Emma]), stoel: štōl (Waubach [(Laura / Julia)] [Domaniale, Wilhelmina]), zitterd: zitterd (Waubach) | Console waarop de draagrollen van een transportband zijn bevestigd. [N 95, 637; N 95, 641] || stoel II-5, III-2-1 |
23437 | stoelen op het priesterkoor | koorstoelen: koeërsjteul (Waubach) | De stoelen op het priesterkoor [koeërsjteul?]. [N 96A (1989)] III-3-3 |
21226 | stoep | stoep: sjtoep (Waubach) | stoep, trottoir; hoe noemt men in uw woonplaats de stoep of het trottoir langs een straat? [DC 47 (1972)] III-3-1 |
19857 | stoep, trottoir | sprong: šprøŋk (Waubach) | stoep III-2-1 |
18775 | stof | stub: schtub (Waubach), sjtup (Waubach), štup (Waubach) | stof [DC 23 (1953)] III-2-1 |
19430 | stof afnemen | stubben: sjtubbe (Waubach) | Stof afnemen (stoffen) [N 79 (1979)] III-2-1 |