30615 |
tamponneerverf |
tamponneerverf:
tɛmpǝnēr[verf] (Q117a Waubach)
|
Verf die met een tamponneerkwast kloppend wordt aangebracht. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [N 67, 24]
II-9
|
17760 |
tand |
tand:
tank (Q117a Waubach)
|
tand [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18731 |
tanden poetsen |
tanden poetsen:
poets ich de teng (Q117a Waubach),
poets ich mieng teng (Q117a Waubach)
|
Elke avond poets ik mijn tanden. [DC 64 (1989)]
III-1-3
|
32914 |
tanden van de hooihark |
tanden:
tɛŋ (Q117a Waubach)
|
De houten pennen die aan beide zijden uit de dwarsbalk van de hooihark steken; zie afbeelding 11, d. Alle opgaven zijn in het meervoud. [N 18, 92d]
I-3
|
18728 |
tandenborstel |
tandborstel:
tankbusjtel (Q117a Waubach),
tandenborstel:
tandebüsjtel (Q117a Waubach)
|
Tandenborstel [DC 64 (1989)]
III-1-3
|
18732 |
tandenstoker |
tandstokje:
tanksjtekske (Q117a Waubach)
|
een puntig voorwerp waarmee men voedselresten verwijdert die tussen tanden en kiezen of in kiezen zijn blijven zitten [tandestoker, kloker, koter] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18729 |
tandpasta |
tandpasta:
tankpasta (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach)
|
Tandpasta [DC 64 (1989)]
III-1-3
|
18068 |
tandpijn |
tandpijn:
tankpieng (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach)
|
kiespijn [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
17622 |
tandvlees |
tandvlees:
tankvleesj (Q117a Waubach),
tantvleesj (Q117a Waubach)
|
Hoe noemt men het tandvlees? [DC 30 (1958)] || tandvlees [bibbletjes, bibbertjes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25418 |
tang |
tang:
taŋ (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Domaniale, Wilhelmina])
|
[N 95, 758]
II-5
|