28349 |
tegencilinder |
tegencilinder:
tēǝgǝsilindǝr (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Domaniale])
|
De tegencilinder van de schudgootmotor. De invuller uit Q 15 merkt daarover op dat de tegencilinder alleen een luchtinlaat had. De lucht werd dus gecomprimeerd bij de optrekkende slag van de motor en gaf tegendruk om het geheel weer in de beginstand te brengen wanneer de motor de neergaande slag maakte. Soms werd een tegenmotor gebruikt als tegencilinder. De opgaven "bletser" van dezelfde respondent is terug te voeren op het feit dat zo''n tegencilinder een keffend geluid maakte. [N 95, 629; N 95, 613]
II-5
|
21210 |
telefoon |
telefoon:
tillefoon (Q117a Waubach)
|
het toestel om de menselijke stem over te brengen [telefoon] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21211 |
telefooncel |
telefooncel:
tillefooncel (Q117a Waubach)
|
het kleine vertrek van waaruit men kan telefoneren [telefooncel, cel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21208 |
telegram |
telegram:
tillegram (Q117a Waubach)
|
een per telegraaf overgebracht bericht [telegram, draadbericht] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
32965 |
telen, verbouwen |
zetten:
zętǝ (Q117a Waubach)
|
Het voor gebruik tot ontwikkeling brengen van een gewas. Zie ook de meer specifieke lemma''s ''zaaien'' (2.1) en ''poten, planten'' in aflevering I.5. Voor twachten zie Rutten, Haspengouwsch Idioticon 239: "winnen van zaad". [N Q, 9; L 1 a-m; S 20; Wi 43; monogr.]
I-4
|
18840 |
teleurgesteld (worden) |
bedonderd:
bedonderd (Q117a Waubach),
teleurgesteld:
teleurgesjteld zieë (Q117a Waubach)
|
in zijn verwachtingen bedrogen uitkomend, teleurgesteld [sneu, snul, bedonderd, beteuterd] [N 85 (1981)] || niet krijgen of ontvangen wat men had verwacht, in zijn verwachtingen bedrogen worden [teleur vallen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
30619 |
temperen |
aanmaken:
āmākǝ (Q117a Waubach),
mengen:
meŋǝ (Q117a Waubach)
|
Het vermengen van de droge verfstoffen met olie. [N 67, 26a]
II-9
|
24004 |
ten doop houden |
ten doop houden:
ten deup houwe (Q117a Waubach)
|
Het ten doop houden, het vasthouden van het kind tijdens de doop. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19253 |
ten einde brengen |
afmaken:
aafmake (Q117a Waubach)
|
een werk ten einde brengen, afmaken [bolwerken, opzeilen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23638 |
ten offer gaan |
de offergang maken:
dr offergank make (Q117a Waubach)
|
De offergang maken, ten offer gaan. [N 96B (1989)]
III-3-3
|