24978 |
blijven hangen, blijven plakken |
plakken:
plekke (Q117a Waubach)
|
ergens steeds maar blijven, niet weg willen gaan [kleven, pekken, hukken, persten, plersten, pleisteren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24969 |
blijven wachten |
blijven:
bliehve (Q117a Waubach),
blieve (Q117a Waubach),
wachten:
waade (Q117a Waubach),
wachte (Q117a Waubach)
|
blijven [DC 37 (1964)] || ergens blijven tot iets of iemand komt [tukken, wachten] [N 91 (1982)] || niet verder gaan, blijven [letten, banken, banketeren, wijlen, blijven] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
27659 |
blijvend invalide |
gans invalide:
gans e.nvalit (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Eisden])
|
[N 95, 968]
II-5
|
18109 |
blikaars |
kipaars:
kibbesj (Q117a Waubach)
|
Uitslag, zweren op het achterwerk (blikaars, blikgat, blekker(d), blik, smet). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25111 |
bliksem, bliksemflits |
bliksem:
bliksum (Q117a Waubach),
blits:
blits (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach),
d⁄r blits (Q117a Waubach),
inne blitz (Q117a Waubach)
|
bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)] || bliksemschicht, bliksemstraal [weerlicht, blidderum] [N 22 (1963)] || weerlicht waarvan men de eigenlijke straal niet ziet, oplichtend aan de horizon [zeebrand] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
19371 |
bliksemafleider |
bliksemafleider:
bliksemaafli-jjer (Q117a Waubach)
|
Inrichting om de bliksem af te leiden en onschadelijk te maken; gewoonlijk een van het dak tot in de grond lopende metalen staaf (bliksemafleider, donderroede, donderkruit, donderspil) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
25113 |
bliksemen |
bliksemen:
⁄t bliksumt (Q117a Waubach),
blitsen:
⁄t blitst (Q117a Waubach)
|
bliksemen met een felle straal [t vuurlicht] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
27763 |
blinde schacht, tussenschacht |
blinde schacht:
bleŋǝ šax (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Domaniale]),
tussenschacht:
tøšǝšāx (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Maurits])
|
Een schacht die niet aan de oppervlakte uitmondt. Een dergelijke schacht wordt aangelegd om steenkoollagen te ontsluiten die tussen de verdiepingen zijn gelegen, en soms voor ventilatie- of vervoersdoeleinden. Zo merkt de respondent uit Q 3 voor de mijnen uit Winterslag en Waterschei op dat de "stortkoker" een blinde schacht is waar kolen en steen door afgevoerd worden en de "luchtschouw" een blinde schacht die uitsluitend wordt gebruikt voor de luchtverversing. Het verschil tussen een opbraak of een neerbraak en een tussenschacht was in de Nederlandse mijnen gelegen in het feit dat in een tussenschacht personenvervoer door middel van liftkooien was toegestaan. [N 95, 78; N 95, 181; monogr.; Vwo 134; Vwo 138; Vwo 206; Vwo 804]
II-5
|
20686 |
blinde vink |
blinde vink:
bling vink (Q117a Waubach)
|
Opgerold kalfslapje met vulsel (blin vinke, muisje zonder kop?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
22353 |
blindemannetje spelen |
blindeman:
blindemaan (Q117a Waubach)
|
Het spel waarbij één van de spelers die de anderen moet vangen geblinddoekt is [kakkemommen, blindemannetje, blindekoe, blindekoekoek]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|