19370 |
verhuizen |
verhuizen:
verhōēze (Q117a Waubach)
|
Van woning veranderen (verhuizen, overhuizen, overtrekken) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
34657 |
vering |
vering:
vēreŋ (Q117a Waubach)
|
Vering van het rijtuig. Onder A. bevinden zich de algemene benamingen voor de vering, onder B, C en D de specifieke soorten. De enkele veer (B) bestaat uit een hoofdblad , waarop door middel van een in het midden aangebrachte veerbout twee of meer, telkens kortere steunbladen zijn vastgeklemd. De dubbele veer (C), die meer gebruikt wordt, daarentegen bestaat uit twee hoofdbladen. De spiraalveer tenslotte (D) is een spiraalvormig opgewonden draad van staal of een ander veerkrachtig materiaal. [N 101, 16, monogr]
I-13
|
22507 |
verjaardag |
geburtstag (du.):
hee hat geburtstag (Q117a Waubach),
verjaardag:
verjoardaag (Q117a Waubach),
verjoardaag vieere (Q117a Waubach),
Karte 183.
verjaardag (Q117a Waubach)
|
Geburtstag. || Hij is morgen jarig. [DC 02 (1932)] || Hij was gisteren jarig, maar ik ... zn hele verjaardag vergeten. [DC 45 (1970)] || Zijn geboortedag herdenken [jarig zijn, bejaren, verjaren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21399 |
verkeren |
vrijen:
vri-jje (Q117a Waubach)
|
verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
20367 |
verkering hebben |
vrijen:
vrei̯ə (Q117a Waubach),
vri-jje (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach)
|
verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)] || verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 87 (1981)] || vrijen [DC 38 (1964)]
III-2-2
|
18001 |
verkillen |
killen:
kille (Q117a Waubach)
|
Ongevoelig worden van kou, gezegd van ledematen (killen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18002 |
verkleumd |
verkild:
verkilt (Q117a Waubach)
|
verstijfd van kou [verkild] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18074 |
verkouden |
verkoud:
verkelt (Q117a Waubach),
verkouden:
ich bin verkòwe (Q117a Waubach)
|
Verkouden: verkouden zijn; ontsteking van neusslijmvlies, met neusverstopping en slijmafscheiding (verkoud, verkouden, verkeld, versnoft). [N 84 (1981)] || Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben ~ [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
18080 |
verkoudheid |
pups:
pupsj (Q117a Waubach),
snop:
ich han d`r schnŏp (Q117a Waubach),
ich han d`r schnŏp kriège (Q117a Waubach)
|
Verkouden: verkouden zijn; ontsteking van neusslijmvlies, met neusverstopping en slijmafscheiding (verkoud, verkouden, verkeld, versnoft). [N 84 (1981)] || Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben ~ [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
21685 |
verkwanselen |
verfoetelen:
ps. invuller heeft geen spellingssyteem genoteerd, dus letterlijk overgenomen (niet(s) omgespeld!).
verfōētele (Q117a Waubach),
verkwanselen:
verkwansele (Q117a Waubach)
|
Verkwanselen, op verachtelijke wijze verhandelen [vertuitelen, verkwanselen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|