25091 |
vermengen |
mengen:
minge (Q117a Waubach),
mischen (du.):
mietsje (Q117a Waubach)
|
in elkaar vermengen [warzen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18853 |
vermoeden |
denken:
⁄t dinke (Q117a Waubach)
|
het menen dat iets waarschijnlijk is, het veronderstellen dat iets zo is [vermoeden, bronsel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
30605 |
vernis |
lak:
lak (Q117a Waubach)
|
Bij kamertemperatuur vloeibare massa, die in dunne lagen over voorwerpen wordt gestreken en daarop een doorschijnende, tegen de invloed van lucht en water beschermende bedekking vormt. Vernis bestaat uit een oplossing van harsen in lijn- of terpentijnolie of andere oplosmiddelen. [N 67, 21a; monogr.]
II-9
|
30706 |
vernissen |
lakken:
lakǝ (Q117a Waubach)
|
Met vernis bestrijken. Een dunne laag uitgestreken vernis droogt op tot een glanzende, doorschijnende laag. Vernis kan zowel gebruikt worden als bescherming voor onderliggende verflagen als ter verfraaiing. [N 67, 66b; monogr.]
II-9
|
21832 |
vernomen verhaal |
gehoord:
gehoeët verhaal (Q117a Waubach)
|
een vernomen verhaal [meul] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
23374 |
verpachte banken |
pachtplaatsen:
pachplaatsj (Q117a Waubach)
|
De kerkbanken waarvan de plaatsen aan parochianen verpacht werden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23249 |
verplichte feestdag |
verplichte feestdag:
verplichte fesdaag (Q117a Waubach)
|
Een geboden, verplichte feestdag [festerandach]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
18899 |
verplichting |
verplichting:
verpligting (Q117a Waubach)
|
het verplicht zijn [moetert, verplichting] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24997 |
verpulveren |
verpoederen:
verpoeiere (Q117a Waubach)
|
tot poeder maken of worden [miezelen, verpulveren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20576 |
verschaald |
verschaald:
verschoald (Q117a Waubach)
|
verschaald; Hoe noemt U: Door lang staan geur en kracht verloren hebbend, gezegd van bier (verschaald) [N 80 (1980)]
III-2-3
|