28237 |
vervoerpand |
vervoerspand:
vǝrvø̄rs˲pant (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Het pand van een pijler of een mijngang waarin het transportmiddel, bijvoorbeeld een schudgoot of een transportband, geplaatst is. Het woordtype "rutschengang" (Q 121) is de benaming voor het gedeelte van de galerij, waar zich de schudgoot bevindt. Ook de opgaven "bakkenpassage" en "passage de bacs" zijn specifiek van toepassing op een pand waarin een schudgoot is geplaatst. [N 95, 380; monogr.; Vwo 81; Vwo 584]
II-5
|
19270 |
verwaarlozen |
verslonzen:
versjlonse (Q117a Waubach)
|
geen zorg voor iets dragen [verbaalmonden, niet tellen, verwaarlozen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18815 |
verwachting |
verwachting:
verwachting (Q117a Waubach)
|
het wachten op iets, meestal op iets positiefs [lous, loos, verwachting] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20171 |
verwantschap |
verwandtschaft (du.):
verwanksjaf (Q117a Waubach)
|
het verwant-zijn, de familiebetrekkingen, de verwantschap [parentatie] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
19779 |
verwarmen, stoken |
stoken:
sjtoake (Q117a Waubach),
sjöke (Q117a Waubach)
|
stoken [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
30716 |
verweerd |
verweerd:
vǝrwērt (Q117a Waubach)
|
Gezegd van schilderwerk dat door de invloed van het weer is aangetast. [N 67, 69a]
II-9
|
24497 |
verwelken |
verslakken:
Veldeke
versjlakke (Q117a Waubach)
|
Slap worden en geur en kleur verliezen, gezegd van bloemen (Slekkeren, verwelken, verflensen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24555 |
verwelkt |
verslakt:
Veldeke (verschrijving? - bedoeld is waarschijnlijk: versjlakt)
versjlakt (Q117a Waubach)
|
Verwelkt, gezegd van bloemen (pens). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20304 |
verwend kindje |
verwende poet:
verwende poeët (Q117a Waubach)
|
een bedorven, door en door verwend kind [babaard, babbe, kinnebaba] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
21795 |
verwensen |
verwensen:
verwunsje (Q117a Waubach)
|
iemand kwaad toewensen [wensen, verdijen, verwensen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|