21806 |
verzoek |
verzoeken:
verzeuke (Q117a Waubach)
|
het vragen iets te willen doen, verzoek [bede] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
31128 |
verzolen |
verzolen:
vǝrzoalǝ (Q117a Waubach),
zolen:
zoalǝ (Q117a Waubach)
|
Het van nieuwe zolen voorzien van de schoenen. [N 60, 232b]
II-10
|
30026 |
verzopen kalk |
verzopen kalk:
vǝrzǫapǝ kalǝk (Q117a Waubach)
|
Kalk waaraan tijdens het blussen teveel water is toegevoegd waardoor deze te sterk afkoelt. [N 30, 34; monogr.]
II-9
|
30014 |
verzopen mortel |
natte spijs:
nātǝ [spijs] (Q117a Waubach),
verzopen:
vǝrzǫapǝ (Q117a Waubach)
|
Mortel waar teveel water in is verwerkt. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 43a; monogr.]
II-9
|
27621 |
verzuimdienst |
bommelschicht:
būmǝlšix (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Willem-Sophia])
|
Het zonder voorkennis, verlof of andere geldige redenen van het werk wegblijven. Dit willekeurig verzuim heeft na drie achtereenvolgende keren in de meeste gevallen ontslag op staande voet tot gevolg (Van der Maar). [N 95, 915; N 95, 916; monogr.; Vwo 57; Vwo 149; Vwo 822; div.]
II-5
|
18931 |
verzuimen |
fehlen (du.):
feële (Q117a Waubach),
verzuimen:
verzoeëme (Q117a Waubach)
|
nalaten te doen wat men opgedragen gekregen heeft of wat men beloofd heeft [verzuimen, schrikken, fouten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
27652 |
verzuimen wegens ziekte |
krank vieren:
kraŋk viǝrǝ (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Willem-Sophia])
|
Niet op het werk verschijnen door ziekte. Volgens de informant van Q 15 moest men dit melden aan het AMF, het Algemeen Mijnwerkersfonds van de Staatsmijnen in Limburg. Men kreeg dan de z.g. ziekenkaart waar de controleur en de controlerende geneesheer aantekeningen op maakten. Deze kaart was grijs van kleur. [N 95, 918; N 95, 918 add.; monogr.]
II-5
|
23312 |
vespers |
vesper (lat.):
de vesper (Q117a Waubach),
də vɛ.spər (Q117a Waubach),
vesper (Q117a Waubach),
vespers (<lat.):
vespers (Q117a Waubach)
|
De op grote feesten gehouden namiddagdienst waarin door het koor psalmen worden gezongen: de vespers, de vesper. [N 96B (1989)] || de vespers [RND]
III-3-3
|
18277 |
vest |
kamizool (<fr.):
kammezool (Q117a Waubach),
vest:
ves (Q117a Waubach),
vesting:
vesting (Q117a Waubach)
|
de aarden wal rondom een stad of gracht [vesting, vest] [N 90 (1982)] || herenvest zonder mouwen met knopen [wes, west, weemeske, kolder, kamezool, zjielle, ziep, sentje [N 23 (1964)]
III-1-3, III-3-1
|
18533 |
vestzakje |
vesttasje:
vestesjke (Q117a Waubach)
|
vestzakje [ziepzekse, weemesteske, vestjestes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|