e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117a plaats=Waubach

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vlijns, geelbruine aarde gouden aarde: gowwe eëd (Waubach), leem: leem (Waubach) geelbruine aarde tussen bruine grond en leem in [vlijns, vlijst] [N 81 (1980)] III-4-4
vlijtig liesje vlijtig liesje: Veldeke  vlijtig liesje (Waubach) Sultansbalsemien (Impatiens walleriana Hook.). De bovenste bladeren meest tegenoverstaand. De stengel is niet zeer fors en hoogstens 1 m hoog. De bloemen zijn rood of wit, tamelijk vlak, met zeer lange en dunne, gebogen spoor (vlijtig liesje, nooitrust). [N 92 (1982)] III-2-1
vlinder witvogel: wietvoegel (Waubach, ... ), witfuəgəl (Waubach) vlinder [GV Gr (1935)], [ZND 18G (1935)] || vlinder, pepel [RND] III-4-2
vlinderdasje nondejuke: nondejuuke (Waubach), vlindertje: vlinderke (Waubach) vlinderstropdas [nondejuuke, striekske] [N 23 (1964)] III-1-3
vlo (enk.) vlo: vlōē. (Waubach, ... ) mensenvlo [N 26 (1964)] || vlo (znw enk) [foekket, zjwarte riejer] [N 26 (1964)] III-4-2
vlo (mv., fon.) vloe: vlūū. (Waubach) vlo (znw mv) [N 26 (1964)] III-4-2
vloed, hoogtij vloed: vlood (Waubach) vloed, wassen van het water van de zee en de toestand van hoog water [bovenwater, hoog tij] [N 81 (1980)] III-4-4
vloek godver: godver (Waubach, ... ), hemelsakker: hiemelstsakker (Waubach, ... ), hemelssakker: hiemelstsakker (Waubach), vloek: vlook (Waubach, ... ) een uitdrukking die een verwensing, vooral een godslastering behelst [vloek, kneerp] [N 85 (1981)] || een vloek [hiemmeltsakker] [N 96D (1990)] || Een vloek [hiemmeltsakker]. [N 96D (1989)] III-3-1, III-3-3
vloeken godveren: godvere (Waubach, ... ), godverre (Waubach), sakkeren: sakkere (Waubach), tsakkere (Waubach, ... ), vloeken: vloke (Waubach, ... ) godslasterende woorden uitspreken [vloeken, parlesanten, godverren, nonnen, sjamfoeteren, bidden, sakken] [N 85 (1981)] || vloeken [N 96D (1990)] || Vloeken. [N 96D (1989)] III-3-1, III-3-3
vloekje vloekje: vleuksjke (Waubach, ... ) Een vloekje [vluukse]. [N 96D (1989)] III-3-3