27804 |
voorbereiding |
voorbereiding:
vyǝrbǝręjdeŋ (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Maurits])
|
Werken in een koollaag die worden uitgevoerd na de ontsluiting maar vóór de winning. "Verzamelnaam voor alles wat en iedereen die zich bezighoudt met de voorbereidende ondergrondse werken tot het winnen van de kolen" (Vanwonterghem pag. 180). [N 95, 167; monogr.; Vwo 627; Vwo 843]
II-5
|
27806 |
voorbereidingsploeg |
voorbereidingsploeg:
vȳrbǝręjdeŋsplōx (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Domaniale])
|
[N 95, 177; N 95, 176; monogr.]
II-5
|
27805 |
voorbereidingspost |
voorbereidingspost:
vyǝrbǝręjdeŋspǫs (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Julia])
|
Front van de galerij waar de voorbereidingsploeg de galerij verder in de koollaag en het gesteente drijft. [N 95, 176; monogr.]
II-5
|
23724 |
voorbidden |
voorbeden:
vuurbeëne (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach)
|
Voorbidden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24956 |
voorde, doorwaadbare plaats |
ondiepe plaats:
andeepe plantsch (Q117a Waubach)
|
doorwaadbare plaats in een water [waaistap, gewad, doorsteek] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
23905 |
voorgeborchte |
voorgeborchte:
vuurgeborchte (Q117a Waubach)
|
Het voorgeborchte van de hel [vörgebörchte]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23384 |
voorgeborchte van de biechtstoel |
zijhokje:
ziejhöksjke (Q117a Waubach)
|
Dat gedeelte van de biechtstoel, waar de biechteling neerknielt [voorgeborchte?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
27933 |
voorgespannen kap |
voorspankap:
vȳršpankap (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Julia])
|
Kap die bij voorgedreven betimmering wordt gebruikt en die gedragen wordt door de aan de reeds bestaande ondersteuning bevestigde voorspanbalken. [N 95, 363; monogr.]
II-5
|
30092 |
voorgevel |
buitenmuur:
bū.tǝ[muur] (Q117a Waubach)
|
De muur die de voorzijde van het bouwwerk vormt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 33a; monogr.]
II-9
|
17747 |
voorhoofd |
ster:
sjtier (Q117a Waubach),
voor de kop:
vur gunne kop (Q117a Waubach)
|
voorhoofd [DC 01 (1931)]
III-1-1
|