e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117a plaats=Waubach

Overzicht

Gevonden: 6116
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bonnet hoed: hoot (Waubach) De bonnet van de priester. [N 96B (1989)] III-3-3
bont als apart kledingstuk pels: pels (Waubach) bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)] III-1-3
bont en blauw slaan bont en blauw houwen: boŋk ɛn blāuw Xəhāuwə (Waubach) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2
bonte specht, specht gespecht: gesjpech (Waubach) specht, bonte ~ (23 / 14,5 zwart-wit; grote soort is vrij gewoon, kleine soort zeldzaam [N 09 (1961)] III-4-1
bontkraag pels: pels (Waubach) kraag van bont [N 23 (1964)] III-1-3
bontmantel pelsmantel: pelsmanktel (Waubach) bontmantel [N 23 (1964)] III-1-3
bonzen voezen: voeëze (Waubach) hevig kloppen bijv. met de vuist op een deur [grollen, bonzen, dokkeren] [N 91 (1982)] III-4-4
boog boog: boͅ.əch (Waubach), bǫax (Waubach), boog met kopsteen: bǫax męt kǫpštē(n) (Waubach) boog [RND] || Gebogen holronde overdekking van een muuropening. Bogen worden vooral toegepast bij overspanningen die groter zijn dan 1 meter of bij zware belasting. Zie ook afb. 52. Met het woordtype 'segmentboog' wordt een boog in de vorm van een cirkelsegment aangeduid. De woordtypen 'strekboog', 'strek' en 'scheitrechte boog' worden gebruikt voor een boog met een horizontale welflijn. In L 290 en L 291 werd een halfronde boog zonder ramen vaak als ontluchting in de gevels van schuren of stallen aangebracht. Men noemde dit: 'een halve maan' ('ǝn halǝf mǭn'). In Q 121 werd in het midden van de boog dikwijls een ornament of kijlvormige gevelsteen geplaatst. Zie ook het lemma 'Sluitsteen'. [N 32, 16a; N 32, 17a; N 4A, 40a; monogr.] II-9, III-3-2
boom (alg.) boom: bo:m (Waubach), boom (Waubach), stemmerling: sjtemmerling (Waubach) boom [DC 35 (1963)], [RND] III-4-3
boomgaard fruitwei: frøͅi̯t[wei} (Waubach) I-7